Veelgestelde vragen Over de BRO
BRO algemeen
De BRO staat voor Basisregistratie Ondergrond. De BRO is een centrale basisregistratie met de publieke gegevens van de Nederlandse ondergrond, van ondergrondse constructies en gebruiksrechten in relatie tot de ondergrond. Vanuit één centrale voorziening kunnen gebruikers digitaal informatie opvragen: ligt hier een mijnbouwvergunning? Hoe is de bodemopbouw? Hoe hoog staat het grondwater? Deze gegevens kan een gebruiker zonder nader onderzoek in zijn werkprocessen gebruiken. Lees hier meer over beginnen met de BRO.
De BRO is van belang voor iedereen die met de ondergrond te maken heeft, maar wordt specifiek ingericht voor een breed gebruik binnen het Rijk en de decentrale overheden. Bestuursorganen zijn verplicht om BRO-gegevens te gebruiken voor hun taken. De BRO-gegevens zijn, met enkele uitzonderingen, openbaar, dus iedereen kan er desgewenst gebruik van maken.
De bestaande informatiesystemen over bodem en ondergrond waren onderling onvoldoende of niet verbonden, waardoor er geen goed overzicht was van wat er onder de grond van belang is. Daardoor werd het hergebruik van eerder ingewonnen gegevens belemmerd. Verder werden er bij de vastlegging van ondergrondgegevens nog vaak verschillende standaarden gehanteerd. Veel ondergrondgegevens werden zelfs helemaal niet in informatiesystemen vastgelegd. De BRO creëert een eenduidig, landelijk systeem.
De wet is in september 2015 door de beide Kamers goedgekeurd (zie Staatsblad 362 van 2015), de inwerkingtreding vindt in een aantal stappen (tranches) plaats. De BRO wordt dus gefaseerd ingevoerd. De eerste tranche is op 1 januari 2018 in werking getreden. Tegelijkertijd is de volgende regelgeving van kracht geworden:
a) het Besluit basisregistratie ondergrond (Besluit bro). Dit is een algemene maatregel van bestuur (AMvB), waarin o.a. staat welke registratieobjecten vanaf welk moment in de BRO moeten worden opgenomen en welke brondocumenten daarbij horen (zie Staatsblad 421 van 2017);
b) de Regeling basisregistratie ondergrond (Regeling bro). Dit is een Ministeriële regeling (MR) waarin uitvoeringsaspecten staan beschreven als catalogi, gegevens- en leveringsstandaarden, architectuur, et cetera. Op grond hiervan kunnen bronhouders en gebruikers nagaan of en in hoeverre zij hun eigen werkprocessen en systemen moeten aanpassen (zie Staatscourant 70646 van 2017).
c) een Koninklijk Besluit waarin de ingangsdatum feitelijk wordt bepaald, en waarin ook staat voor welke onderdelen van de wet dat geldt (zie Staatsblad 504 van 2017).
Zie ook: Informatie over de Wet Bro
De BRO is een omvangrijk project. Om deze reden is gekozen voor een gefaseerde aanpak. De registratie is in vier tranches (stappen) ingevoerd, in de periode 2018 – 2022. Deze vier tranches worden samen wel als ‘BRO fase 1’ aangeduid. Voor de vijfde tranche (Milieukwaliteit) start het aanleveren op 1 januari 2024. Dit is 'BRO fase 2'.
De eindverantwoordelijkheid voor de BRO ligt bij de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO); tot eind 2017 was dat het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Gezien het brede belang van de BRO zal de minister zich terughoudend opstellen en zich bij besluitvorming baseren op de adviezen van een Programmastuurgroep (PSG) BRO. De PSG wordt ondersteund door een Programmabegeleidingsgroep, die ambtelijk de voorstellen voor de PSG bespreekt. In beide groepen zitten vertegenwoordigers van de belangrijke stakeholders van de BRO. Meer hierover lees je bij Over ons.
Het ministerie van VRO overlegt intensief met bronhouders (ook via hun koepels VNG, IPO en UvW) over bijvoorbeeld inhoud, standaarden en processen. Het programma heeft lezingen gegeven, brengt publicaties uit, en waar nodig wordt op individuele basis voorlichting gegeven. Ieder kwartaal organiseert het programma het BRO Kwartaal-event, waar gebruikers interactief in gesprek gaan over belangrijke onderwerpen in de BRO.
Ter ondersteuning is december 2017 een brief aan alle bestuursorganen verzonden met de aankondiging dat de BRO vanaf 1 januari 2018 van start gaat. Het ministerie ziet een belangrijke rol voor de interne coördinatoren BRO bij de introductie van daarvan binnen hun organisatie, en is bereid om daar volop ondersteuning aan te bieden. Het ministerie zet in op een zo eenvoudig mogelijke implementatie voor bronhouders en gebruikers.
Vanzelfsprekend zal ook gekeken worden naar de geleerde lessen bij de implementatie van de eerder ingevoerde basisregistraties, zoals de Grootschalige Topografie (BGT) en Adressen-Gebouwen (BAG).
Lees meer hierover bij Doe mee.
Het ministerie heeft een checklist opgesteld voor de onderwerpen die een bestuursorgaan moet organiseren voor de invoering. De drie belangrijkste punten zijn:
- Inventariseren waar de registratieobjecten in werkprocessen zitten;
- Inventariseren welke impact de leveringsverplichting aan en de gebruiksverplichting van de BRO kunnen hebben;
- Een coördinator BRO binnen de organisatie aanstellen: omdat de BRO diverse disciplines bestrijkt, benadrukt het ministerie het belang van 1 coördinator die alle acties voor de BRO overziet.
Dit zijn de rollen in de BRO:
Eigenaar (houder van de registratie): het ministerie van VRO
Beheerder van de Landelijke Voorziening: TNO-GDN
Bronhouders: alle bestuursorganen die gegevens (laten) inwinnen die onder de leveringsplicht van de wet BRO gaan vallen. In de praktijk zijn dat gemeenten, provincies, waterschappen en de uitvoerende diensten van ministeries. Ook zelfstandige bestuursorganen als Staatsbosbeheer zijn bronhouder.
Dataleveranciers: de instanties of bedrijven die namens een bestuursorgaan ondergrondgegevens inwinnen. Dat zullen vaak aannemers of uitvoerende ingenieursbureaus zijn, maar het kan ook een gemeente zijn die voor een andere gemeente de BRO-taken uitvoert die voortvloeien uit een samenwerkingsovereenkomst.
Gebruikers: iedereen die informatie van de ondergrond kan en wil hergebruiken. Voor alle bestuursorganen geldt een wettelijke gebruiksplicht.
Programmastuurgroep BRO: groep stakeholders die de minister adviseert over strategische keuzes voor de BRO.
Programmabureau BRO: onderdeel van het ministerie dat de implementatie van de wet BRO organiseert en begeleidt.
De Wet Bro brengt 4 plichten met zich mee. Ook jij moet daarmee aan de slag bij beleidsontwikkeling, beheer en onderhoud of in jouw project. Je kunt kansen benutten door eerder gegevens over de ondergrond en de ondergrondmodellen bij plannen te betrekken. Mogelijk verzamel je ook nieuwe gegevens en ben je gegevensleverancier namens een bronhouder. Betrek als beleidsmaker of projectleider de ondergrond in je denken en doen. Alle tips hebben we voor je verzameld op 1 pagina voor beleidsmakers/projectleiders.
Ja, er is een checklist die helpt om de invoering van de wet Bro binnen jouw organisatie in goede banen te leiden. Je vindt deze checklist op de pagina Hulpmiddelen. Ter ondersteuning zou de coördinator een BRO-team kunnen samenstellen met vertegenwoordigers van organisatie-eenheden die een relatie met de BRO (levering, gebruik) hebben. En als je een vraag heeft, neem dan gerust contact op met onze Servicedesk.
Hoeveel werk een BRO Coördinator heeft hangt onder meer af van de complexiteit en dynamiek van een bronhouder. Als er grootschalige bouw- of infrastructurele werkzaamheden plaatsvinden in opdracht van de bronhouder, dan is er veel werk aan de winkel. Als alles wordt uitbesteed, of er gebeurt gewoon niet veel op dit gebied, dan valt het allemaal wel mee.
Als vuistregel hanteren we dat in de opstartfase 0,1 tot 0,5 fte nodig is om binnen de organisatie grip te krijgen op de BRO: waar raakt de BRO welke werkprocessen, welke afdelingen/personen zijn er bij betrokken, waar is sprake van bronhouderschap (dus productie van gegevens) en waar alleen van gebruik, aanpassing van contracten met aannemers, informeren van je bestuur, etc. Nu fase 1 van de BRO klaar is, wordt steeds duidelijker hoeveel tijd het werk kost. Bespreek dit dan ook met management en bestuur.
Het tijdsbeslag bij ‘rustige’ bronhouders ligt gemiddeld tussen 0,1 en 1 fte. Bij ‘drukke’ bronhouders zal 1 of meer fte nodig zijn.
Elke keer als een nieuwe tranche in werking treedt, moet daar ook weer extra aandacht aan gegeven worden, dus wat extra fte-tijd.
De BRO blijft, ook als er geen nieuwe registratie-objecten meer bijkomen. Inzet blijft dus nodig. De bronhouder moet blijven bewaken dat er vanuit zijn/haar organisatie (en aannemers) volledig en correct geleverd wordt.
Meer informatie staat op de BRO-pagina voor de Coördinator Ondergrond met een functiebeschrijving en een Checklist Implementatie BRO.
Ja dat kan zeker. We hebben een serie presentaties gemaakt die bedoeld zijn voor trainingen en presentaties. Je kunt ze vinden in de Toolkit Communicatie die staat op de Service & Contact pagina. De PowerPoint-sheets zijn toegankelijk voor iedereen met of zonder enige basiskennis van de BRO. Er is een startpresentatie 'De BRO in vogelvlucht' die je kunt uitbreiden met 'De Wet Bro', 'De registratieobjecten' en 'Werken met de BRO'. Je kunt de presentaties benutten voor bewustwording en kennisoverdracht.
Ja, de Landelijke Voorziening (LV) is door TNO ontwikkeld en wordt door TNO beheerd. De BRO is in dat opzicht te vergelijken met bijvoorbeeld de Basisregistratie Kadaster. Bestuursorganen hoeven zelf geen basisregistratie te voeren.
Zie ook: landelijke voorziening
TNO, onderdeel Geologische Dienst Nederland (GDN), is aangewezen als ontwikkelaar en beheerder van de Landelijke Voorziening (LV) BRO. Het gaat niet alleen over de ICT-voorziening, maar ook over de inname, het beheer, en de gestandaardiseerde verstrekking van de gegevens in de LV BRO.
De BRO zal aansluiten bij stelselstandaarden en de generieke voorzieningen van het stelsel zoals Digimelding en Digikoppeling gebruiken. Voor gebruik van het Bronhouderportaal moet het bestuursorgaan toegang hebben tot eHerkenning 2+. Zie ook de stelsels van basisregistraties voor meer informatie.
Dit is situatieafhankelijk. In het geval een bronhouder vanuit een eigen systeem aan het Bronhouderportaal wil aanleveren, zal dat systeem hiervoor geschikt moeten worden gemaakt. Bronhouders kunnen de aanlevering van BRO-gegevens ook uitbesteden aan hun opdrachtnemers (via het Bronhouderportaal) en voor de raadpleging van de BRO de generieke raadpleegvoorzieningen van de LV gebruiken. In dat geval zal de BRO geen substantiële impact hebben op de ICT-huishouding.
Het uitgangspunt voor het ministerie van VRO is dat levering van gegevens zo veel mogelijk door de opdrachtnemende uitvoerder gebeurt via het Bronhouderportaal. Dan hoeft geen specifieke applicatie bij de bronhouder te worden geïnstalleerd om levering aan de LV mogelijk te maken. Alleen eHerkenning 2+ moet worden geregeld.
Eenmalige kosten die bronhouders maken voor de implementatie van de BRO in de eigen organisatie worden uit eigen middelen gefinancierd. Bronhouders zullen deze investering in veel gevallen terugverdienen door een besparing op onderzoekskosten, vermindering van faalkosten en een efficiënter beheer en gebruik van gegevens over de ondergrond. Hoe hoog die kosten zullen zijn, is niet te voorspellen en afhankelijk van de organisatie en hun keuzes.
Om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken, stelt het ministerie van VRO het Bronhouderportaal BRO beschikbaar (2.8). Dat maakt het mogelijk om de leveringsplicht zoveel mogelijk via bestaande processen met uitvoerende partijen te laten lopen, zodat de financiële en organisatorische inspanning beperkt blijft.
Ingeval de financiële lasten van de BRO onevenredig hoog blijken in relatie tot de baten, dan kan een overleg worden geopend over mogelijke herverdeling van de kosten
De baten liggen vooral in betere en goedkopere voorbereiding van projecten en in het verminderen van risico’s en faalkosten tijdens de uitvoering. Als er al gegevens bekend zijn, hoeven deze niet opnieuw ingewonnen te worden (bijvoorbeeld sonderingen of boringen). Het hebben van een totaaloverzicht van relevante bodem- en ondergrondinformatie kan aanzienlijk schelen in de voorbereidingskosten. Verder voorkomt een goed inzicht in de bodem dat tijdens de projectuitvoering onverwachte problemen optreden. De posten ‘onvoorzien’ en ‘projectrisico’, die in de meeste projectbegrotingen zijn opgenomen, kunnen dan worden verlaagd. Er zijn reële becijferingen geweest die deze verlaging op 2% tot 5% van de post onvoorzien projectrisico stellen.
Naast de baten bij de uitvoering van werken, is een goede informatievoorziening over de ondergrond van wezenlijk belang voor het realiseren van bestuurlijke ambities als het omgevingsplan, de energietransitie, watertoets en dergelijke. De verwevenheid van de bovengrond met de ondergrond is erg groot, het is niet mogelijk om goed beleid te ontwikkelen zonder inzicht in dat wat onder het maaiveld zit.
Diverse Praktijkvoorbeelden van de BRO geven inzicht in de kansen, opgaven en risico’s bij ruimtelijke planvorming.
Gegevenslevering via de website en het gebruik van standaard webservices zullen voor alle partijen gratis zijn. Als gebruikers gegevens op een andere wijze willen ontvangen, zullen hiervoor maatwerkafspraken moeten worden gemaakt met TNO. Daaraan zullen in de regel kosten zijn verbonden, waarvoor artikel 14 van de Regeling bro van toepassing is.
Dit is in de eerste plaats aan de gemeenten zelf. Veel BIS'en bevatten (ook) gegevens over bodemverontreinigingen. Deze informatie ontbreekt in BRO fase 1. Zolang dat zo blijft, ligt het voor de hand dat gemeenten hun eigen BIS handhaven.
Op de site hebben we een overzicht gezet. De namen van de registratieobjecten zijn vaak lang. Daarom gebruikt iedereen die vaak met de BRO werkt liever de afkortingen. Voor eenduidig gebruik en begrip is een tabel met verklaringen van afkortingen gemaakt.
Je kunt wensen of verzoeken voor verbeteringen eenvoudig doorgeven via het contactformulier van de BRO Servicedesk en daarbij ‘wijzigingsverzoek’ aanvinken. Jouw wens of verzoek voor verbetering van de BRO wordt dan meegenomen in het BRO backlogoverleg. Alle wijzigingsverzoeken doorlopen een zorgvuldig proces en we houden jou uiteraard op de hoogte van de uitkomst. Lees meer over het proces van wijzigingsverzoeken.
Samen maken we de BRO, dus jouw feedback is zeer welkom. Als je bijvoorbeeld twijfelt aan de juistheid van gegevens kun je een terugmelding doen. Wil je reageren op het gebruik van BROloket, dan kun je via de Feedback-knop direct jouw reactie geven. Heb je een wens of een wijzigingsverzoek, dan lees je hier hoe dat werkt en welke stappen dan worden doorlopen.
Wil je structureel meedenken? Dan zijn er de Ketendagen en de Klankbordgroep. Verder is er natuurlijk de Servicedesk voor al je vragen of reacties.
Heb je een suggestie voor een verbetering in de BRO? Dan kun je dat als wijzigingsverzoek doorgegeven aan de BRO Servicedesk (dit is uiteraard wat anders dan een correctieverzoek). Nadat je een wijzigingsverzoek hebt ingediend, wordt een aantal stappen doorlopen. Vaak moet voor een wijziging de gegevensstandaard aangepast worden. Daarbij is het goed om te weten dat de ontwikkeling van een nieuwe standaard een lange doorlooptijd heeft. Maar laat je daardoor zeker niet weerhouden! Dus heb je een wens? Laat het ons weten.
Inhoud van de BRO
De BRO bevat gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond. De BRO wordt geordend op basis van zogeheten ‘registratieobjecten’. In de BRO komen vooralsnog 28 registratieobjecten. De basis voor deze selectie is in 2013 door de toenmalige stuurgroep BRO gemaakt. Door gewijzigde inzichten kan het aantal registratieobjecten in de tijd licht variëren. De precieze omschrijving komt per tranche in het Besluit bro, wat vervolgens verder wordt uitgewerkt in de BRO-catalogi en de BRO-standaarden.
Zie ook: registratieobjecten
Deze worden niet in de BRO opgenomen. De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn erop voorbereid om dergelijke gegevens te gaan registreren. Ook objecten als damwanden en funderingen vallen niet onder de BRO, evenmin als boomwortels, ondergrondse vuilcontainers, en dergelijke.
Nee, kabels en leidingen worden (op aanvraag) door hun beheerders beschikbaar gesteld via KLIC (op basis van de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Infrastructuur, WION). Meer informatie hierover op de website van het Kadaster.
Binnen de BRO wordt de ondergrond gedefinieerd als de ruimte tussen het maaiveld en de aardkern. In de praktijk betreft dit een maximale diepte waarop nog menselijke activiteiten uitgevoerd worden of uitgevoerd kunnen worden. We onderscheiden hier:
- ‘ondiepe ondergrond’: de bovenste laag, direct onder het maaiveld met name voor bodemgegevens
- ‘diepe ondergrond’: waar geologische gegevens van worden verzameld, mijnbouwwetvergunningen van toepassing zijn, etc.
- ’Onder maaiveld’: moet worden gelezen als het oorspronkelijk (ontworpen) profiel. Tijdelijke afgravingen en ophogingen vallen buiten de werkingssfeer van de BRO.
De gegevens van Milieukwaliteit maken deel uit van Fase 2 van de BRO. De eerste concrete stappen zijn hiervoor al gezet.
Voor archeologische gegevens blijft ARCHIS van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed dé bron voor archeologische informatie.
Bodemverontreinigingssituaties vallen niet onder de BRO zoals die in eerste instantie was voorzien. Ondertussen zijn er stappen gezet om gegevens van milieukwaliteit toe te voegen aan de BRO.
In december 2018 heeft de Tweede Kamer de motie Ronnes-Van Gerven aangenomen, waarin aan de Kamer de regering verzoekt om ‘informatie over bodemverontreiniging in de Basisregistratie Ondergrond op te nemen’. Hiervoor is onderzoek gedaan om de Minister te adviseren. Vervolgens heeft de Minister in 2021 een brief aan de Kamer gestuurd om bodemverontreinigingen op te nemen in de Basisregistratie Ondergrond. Er heeft inmiddels ook besluitvorming plaatsgevonden over financiering en uitbreiding van de BRO met milieuhygienische informatie.
Lees hier de actuele kamerbrief IenW: Budget voor Bodemverontreiniging BRO en de stappen die nu worden gezet om gegevens van milieukwaliteit aan de BRO toe te voegen.
Nee, in elk geval nog niet in BRO fase 1. Indien hier breed behoefte aan is, kan dit door belanghebbenden aan de Projectstuurgroep BRO worden gemeld, die dan kan besluiten om te onderzoeken of deze gegevens op enig moment in de BRO meegenomen zouden kunnen worden.
De ondergrond van het Nederlandse deel van het continentaal plat, de Noordzee, valt geheel onder de BRO. Hiervoor zijn diverse onderdelen van de ministeries van IenW en EZ verantwoordelijk. Meer informatie is te vinden op het noordzeeloket.nl. Maritieme of offshore gegevens moeten dus ook aangeleverd worden bij de BRO.
Eigenlijk zijn ‘archiefgegevens’ of ‘historische gegevens’ gegevens van voor de invoering van de BRO. Dus voor de wettelijke ingangsdatum van dat specifieke registratieobject. De BRO stelt het aanleveren van deze ‘archiefgegevens’ niet verplicht, maar steeds meer bronhouders maken de afweging om deze gegevens toch in de BRO te registreren Zo zijn de gegevens éénduidig vastgelegd en beschikbaar voor meervoudig gebruik. Ook zijn alle gegevens dan op 1 plek aanwezig.
NB Bij de BRO zijn er ook registratieobjecten met ‘materiele of formele geschiedenis’. Dit is dus wat anders dan archiefgegevens. In de Handreiking aanleveren BRO-gegevens wordt dit uitgelegd.
Een andere nuancering is van toepassing bij het registratieobject Grondwatermonitoringput. Een put kan in de jaren 90 al ingericht zijn. Als nog actief geme ten wordt in die put, dan valt zo’n put niet onder archiefgegevens en is men verplicht om die put te registreren in de BRO. Dat geldt is ook van toepassing in het domein Grondwatergebruik. Al is een Grondwaterproductiesysteem gerealiseerd voor de invoering van de wet Bro: als het systeem (nog) in gebruik is, is er een Grondwaterproductiedossier en moeten de gegevens van die registratieobjecten aangeleverd worden. Het gevolg hiervan is dat het Grondwatergebruiksysteem ook geregistreerd moet worden, ook al is het Grondwatergebruiksysteem voor de invoering van de wet geplaatst.
Tot slot nog twee tips:
- Wil je archiefgegevens aanleveren, maar zijn niet alle gegevens bekend die je moet aanleveren volgens de BRO-richtlijnen? Dat is begrijpelijk; de BRO was er immers nog niet toen de gegevens ingewonnen werden. Speciaal voor die gegevens geldt het soepelere kwaliteitsregime IMBRO/A, waarbij bepaalde gegevens weggelaten mogen worden of ingevuld met waarde = onbekend. In de catalogus van het registratieobject lees je om welke gegevens het gaat.
- Voordat je een grote levering met archiefgegevens klaarzet in het Bronhouderportaal, vragen we je om vooraf de Servicedesk te bellen.
De BRO is in elk geval authentiek waar het gaat om het verplicht gebruik van gegevens door een bestuursorgaan, als het bij de vervulling van zijn publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat in de BRO zit. De BRO is ook authentiek in de zin dat de gegevens kwalitatief zijn gegarandeerd en zonder nader onderzoek kunnen worden gebruikt. Er is wel één nuance op het verplicht gebruik. Voor registratieobjecten van de categorie verkenningen (sonderingen, boringen) is de gebruiker wel verplicht om de BRO te raadplegen, maar hij moet zelf, op basis van kennis en ervaring, beoordelen of hergebruik van BRO-gegevens realistisch is.
Bij verkenningen kunnen de gegevens in de BRO verouderd zijn, of net iets te veraf liggen van de plek waar men iets wil weten. Hierdoor kan men genoodzaakt zijn om toch zelf nieuwe gegevens te gaan inwinnen. Het authentieke karakter van de BRO is voor deze gegevens dus minder absoluut dan dat van bijvoorbeeld de Basisregistratie Personen of de Basisregistratie Adressen en Gebouwen.
Ja, een bestuursorgaan moet de gegevens uit een model raadplegen, als het bij de vervulling van zijn publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat in dit model zit. Ook hier geldt dat het absolute karakter minder absoluut is, omdat een model immers een interpretatie van gemeten gegevens is. Als het bestuursorgaan met de gegevens uit het model zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren kan vervullen, geldt geen gebruiksplicht.
De gedetailleerde modellering wordt per registratieobject door het Programmabureau BRO en TNO in samenwerking met de stakeholders gemaakt en gepubliceerd in de catalogi.
Deze zijn te vinden bij de registratieobjecten waarvoor ze gemaakt zijn.
Ja, zij het dat dat elektronische documenten zijn. De specificaties zijn uitgewerkt in de Globale Systeem Architectuur en de Project Start Architectuur.
Zie:Architectuur BRO.
Een catalogus beschrijft welke gegevens over een registratieobject in de BRO zijn opgeslagen. Dit is de standaard voor de BRO. De catalogus vormt de basis voor de andere beschrijvende documenten. In de catalogus staan de definities van de gegevens van het registratieobject, de entiteiten en attributen. Ook bevat de catalogus een praktische uitleg over het registratieobject. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO.
Een berichtencatalogus is de technische vertaalslag van de catalogus voor software-experts. Met de berichtencatalogus is het mogelijk de BRO-gegevens op de juiste technisch inhoudelijke wijze aan te leveren bij het Bronhouderportaal als XML-bestand of op te vragen bij de webservices.
De juridische catalogus is de versie zoals die is opgenomen in de Regeling Basisregistratie Ondergrond. In de gebruiksvriendelijke versie is 'clickable' en er zijn toelichtende hoofdstukken opgenomen, bijvoorbeeld over het referentiestelsel en het kwaliteitsregiem. Niet van alle catalogi is een gebruiksvriendelijke versie beschikbaar. Bekijk in de BRO Productomgeving bij het registratieobject wat beschikbaar is.
Relaties met andere onderwerpen
Er bestaat geen directe inhoudelijke relatie tussen de BRO en BGT en BAG. Vanzelfsprekend zullen de BRO, BGT en BAG wel hetzelfde geografische referentiestelsel hanteren, zodat de gegevens uit de verschillende registraties eenvoudig in combinatie te gebruiken zijn.
De BRO zal wel een relatie hebben met de basisregistratie Handelsregister (HR) en Basisregistratie Personen (BRP). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om rechtspersonen of natuurlijke personen aan wie een vergunning is verleend. Overigens zullen deze gegevens om redenen van privacy niet aan gebruikers worden verstrekt.
Het IHW beheert zelf geen basisgegevens, maar betrekt deze uit externe registraties. De BRO is er daar één van.
De provinciale geo-registers zullen geen deel uit maken van de BRO. Afhankelijk van de inrichting van deze registers, zullen zij wellicht gebruik gaan maken van gegevens uit de BRO.
Gegevens over kabels en leidingen worden via een afzonderlijke applicatie van het Kadaster verstrekt (KLIC). Dergelijke gegevens komen niet in de BRO. De BRO-gegevens en WIBON-gegevens (Wet Informatie-uitwisseling Boven en Ondergrondse netten + Netwerken) kunnen door de gebruiker zelf worden gecombineerd op basis van de geometrische ligging. Een inhoudelijke relatie is er niet.
De BRO bouwt in zekere zin voort op de resultaten van het in 2009 afgeronde en niet meer beheerde project BIELLS. Het wezenlijke verschil is het verplichte karakter van de BRO voor bestuursorganen.
DINO en BIS gaan (grotendeels) op in de BRO. Tijdens de implementatieperiode zullen DINO-bestaand en BRO-nieuw naast elkaar bestaan, met een complementaire inhoud. En ook na voltooiing van de BRO kan het zijn dat er nog voorzieningen van DINO gehandhaafd blijven voor gegevens die niet in de BRO kunnen worden opgeslagen.
De BRO is opgezet met als doel de informatiehuishouding ten aanzien van de Nederlandse ondergrond te verbeteren. Met de BRO geeft Nederland als gunstig bijeffect ook invulling aan de INSPIRE-eisen voor de thema's uit de Annex II Geology en de Annex III: Soil, Environmental monitoring facilities. Analoog hieraan geeft bijvoorbeeld de BAG- invulling aan de thema's Addresses and Buildings. Op de website van Geonovum is meer informatie over deze richtlijn te vinden.
De BRO draagt bij aan de hoogwaardige informatievoorziening die nodig is voor de uitvoering van de Omgevingswet. Om de hierin geboden beleidsvrijheid weloverwogen en juridisch onderbouwd te benutten, zijn goede gegevens nodig. Een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) moet de juiste informatie gaan leveren aan het bevoegd gezag (het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen). Het stelsel van basisregistraties – waaronder de BRO – is een essentiële bron voor het DSO.
BRO en de Omgevingswet
Ja en nee. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet ingegaan. Deze wet voegt oude wetten samen en bevat alle regels over de ruimte waarin mensen wonen, werken en ontspannen. De wet Bro zit daar niet in. Wel levert de BRO hoogwaardige informatie voor gemeentes en bijvoorbeeld provincies voor hun omgevingsvisie. De bodem en ondergrond is immers onmisbaar bij maatschappelijke opgaven. Het stelsel van basisregistraties – waaronder de BRO – is een essentiële bron voor de Omgevingswet.
Wel vervalt voor een aantal activiteiten de vergunningplicht als gevolg van de Omgevingswet en daarvoor komt een meldings- of informatieplicht in de plaats. Ook de indieningsvereisten voor bijvoorbeeld milieu-informatie zijn minder streng waardoor het niet meer vanzelfsprekend is dat bepaalde datasets aan het bevoegd gezag worden geleverd. Daarmee komen deze gegevens ook niet meer via de BRO voor hergebruik beschikbaar. Dit is een breed gedragen zorg, er wordt gewerkt aan het vinden van een oplossing.
Zolang het DSO-loket (loket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet) de BRO-standaard nog niet afdwingt voor grondonderzoeksgegevens, worden de gegevens van het resultaat van een sondering of booronderzoek niet aangeleverd bij de BRO. Wel wordt onderzocht of het DSO-loket de BRO-standaard kan afdwingen voor grondonderzoeksgegevens, maar zover is het nu nog niet.
Gegevens van andere registratieobjecten van de BRO dan bodem- en grondonderzoek waarover een bestuursorgaan de beschikking krijgt, levert dit bestuursorgaan altijd aan bij de BRO. Dus of het bestuursorgaan deze gegevens nu ontvangt bij de uitvoering van een wettelijke taak of bij het verrichten van werkzaamheden. Dit gaat dus ook gelden voor milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD), zodra de wettelijke ingangstermijn van dit registratieobject is ingegaan.
Sonderingen en booronderzoeken worden alleen aangeleverd als deze door of in opdracht van een bestuursorgaan zijn uitgevoerd. Het bestuursorgaan (of de opdrachtnemer van een bestuursorgaan) moet bij zijn opdrachten dus regelen dat deze gegevens aangeleverd worden volgens de standaard van de BRO.
Als een bestuursorgaan een resultaat van een sondering of booronderzoek ontvangt bij een vergunningaanvraag (dus bij de uitvoering van een wettelijke taak), levert het bestuursorgaan dit resultaat voorlopig niet aan de BRO.
Aanvragen voor een omgevingsvergunning moeten in een aantal gevallen worden voorzien van grondonderzoeksgegevens. Voor de melding in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-)loket zijn namelijk geen BRO-standaarden voorgeschreven. Zolang het DSO-loket geen BRO-conforme gegevenslevering voor sonderingen en booronderzoeken afdwingt, zou levering van deze gegevens aan de BRO te veel werk zijn.
Gegevens van andere registratieobjecten van de BRO dan bodem- en grondonderzoek waarover een bestuursorgaan de beschikking krijgt, levert dit bestuursorgaan altijd aan bij de BRO. Dus of het bestuursorgaan deze gegevens nu ontvangt bij de uitvoering van een wettelijke taak of bij het verrichten van werkzaamheden.
Wat milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD) betreft: de uitwisseling met de BRO is gebaseerd op de bestaande gegevensuitwisseling volgens de SIKB0101 standaard. De sector gebruikt deze standaard al lange tijd voor gegevensuitwisseling, ook met de overheid (bevoegd gezag). Het bevoegd gezag kan dus aanleveringen van gegevens aan het Omgevingsloket volgens de SIKB0101 standaard eenvoudig verwerken en doorleveren aan de BRO.
Overige vragen
De komst van de BRO stelt geen specifieke eisen aan opleidingen. Het ligt wel voor de hand om aandacht te besteden aan het stelsel van basisregistraties en de geo-basisregistraties in het bijzonder. En ook dat de plaatsbepaling van BRO-objecten aan zekere nauwkeurigheidseisen moet voldoen om de herbruikbaarheid te borgen.
Uit onderzoek blijkt een brede behoefte bij bronhouders en gebruikers te zijn aan ondersteuning bij implementatie en over gebruiksmogelijkheden. Het Programmabureau zal hier in 2020 uitwerking aan geven. Nadere informatie volgt op de website. Inmiddels zijn er BRO'tjes en Basispresentaties beschikbaar.
In het najaar van 2020 hebben we een online serie colleges, webinars, workshops georganiseerd ofwel BRO'tjes in aanloop naar het Praktijkfestival Ondergrond. De eerste serie BRO’tjes zijn allemaal terug te kijken via de site. Daarna zijn we doorgegaan met de BRO'tjes. Bekijk het programma van de BRO'tjes en meld je aan voor de online sessies. Ook zorgen we dat de presentaties daar beschikbaar komen, waar we dan gelijk de vragen en antwoorden van de webinar in meenemen. Heb je een idee voor een specifiek onderwerp, laat het ons dan weten via de BRO Servicedesk.
Per basisregistratie wordt een financiële structuur bepaald, één algemene richtlijn hiervoor bestaat er niet.
Het ministerie van VRO zal de BRO gaan monitoren. Dat gebeurt op twee manieren. De eerste is de monitoring op de prestatie van TNO als beheerder van de LV. Hiervoor zijn regels vastgelegd in de Regeling BRO. De tweede is de toetsing of bronhouders de wet goed toepassen. Conform het advies van de staatscommissie Oosting vertrouwt het ministerie erop dat bestuursorganen zich aan de wet houden. Als daar aanleiding toe bestaat - bijvoorbeeld omdat blijkt dat een bestuursorgaan gedurende een jaar geen enkel gegeven heeft aangeleverd, terwijl aannemelijk is dat het wel nieuwe gegevens in handen heeft gekregen - zal het ministerie om opheldering vragen en zo nodig maatregelen treffen. Daarom is gekozen voor de ENSIA-methodiek, waarbij bronhouders via een zelfevaluatie de status van hun BRO-activiteiten in kaart brengen. Deze methode wordt ook toegepast bij de basisregistraties BAG en BGT.
We kunnen ons voorstellen dat de BRO de indruk geeft dat het ook als archieffunctie gebruikt kan worden. Dit is niet terecht. Alle gegevens die worden aangeleverd in het kader van de Basisregistratie Ondergrond worden opgeslagen in de LV BRO en kun je – mits openbaar – raadplegen via bijvoorbeeld BROloket, via de uitgifteservices of via PDOK. Recent is daar voor de bronhouder en dataleverancier aan toegevoegd: via de bekijk-functie in het bronhouderportaal. Je kunt op bijvoorbeeld BROloket de gegevens ook filteren op bronhouder.
Toch kun je de BRO niet als archief gebruiken, omdat een dossier in de regel véél meer gegevens bevat dan in de BRO worden opgenomen. Voor de eigen bedrijfsvoering, bewijsvoering of verantwoording van een bronhouder of historisch belang moeten die extra gegevens bewaard blijven, afhankelijk van de selectielijst die van toepassing is (artikel 5 van de Archiefwet 1995). Het is dan praktisch om ook de aan de BRO geleverde gegevens daarbij integraal te archiveren.
Bij visualisaties zijn BRO-gegevens zichtbaar gemaakt. Je ziet dan bijvoorbeeld een grafiek in plaats van alleen getallen. Door gegevens te visualiseren, is het vaak makkelijker om ze te beoordelen. Daarmee komen we meteen bij de ander term: het valideren. Daarbij wordt gekeken of de gegevens valide zijn ofwel voldoen de kwaliteitseisen. Meer hierover leest u bij ‘Waar moet ik op letten als ik de aangeleverde gegevens controleer in het Bronhouderportaal?’
Allereerst ga je gegevens voor de BRO valideren: kijken of de gegevens voldoen aan de kwaliteitseisen van het XML-formaat van de BRO. Je kunt dit doen met de validatieservice. Is het XML-formaat valide, dan kan het bestand klaargezet worden in het Bronhouderportaal.
Dan komt de fase van het controleren: kloppen de gegevens met de opdracht. Klopt de opgegeven locatie bijvoorbeeld? Je kijkt dus of de gegevens plausibel zijn en voldoen aan de opgegeven criteria.
Worden de gegevens daarna aangeboden bij de LV BRO, dan worden de gegevens nogmaals gevalideerd zoals beschreven in de catalogus van het registratieobject. Dit gebeurt automatisch.
Krijg je een foutmelding? In de BRO Productomgeving lees je meer informatie over de interpretatie van foutmeldingen.
Neem gewoon even contact met ons op. De BRO Servicedesk helpt je graag op weg. Bijvoorbeeld als er iets wijzigt in jouw organisatie. Jij of je collega krijgen een nieuwe functie of rol. Je wilt meer gaan doen met de BRO of je hebt een andere vraag. Zeker ook voor het Bronhouderportaal is het goed om te weten wat je moet regelen.
Op de Servicepagina houden we je op de hoogte over gepland onderhoud en eventuele storingen. Onderhoud proberen we zoveel mogelijk in het weekend te plannen, zodat je hier zo min mogelijk hinder van ondervindt. In de avond en in het weekend is de Servicedesk niet bemand. Eventuele storingen zullen de eerstvolgende werkdag gemeld worden op de site.