Veelgestelde vragen Milieukwaliteit
Algemeen
Milieukwaliteit in de BRO leidt tot verbetering van de huidige processen in het werkveld door het tegengaan van fragmentatie van gegevens en vereenvoudigen van het hergebruik van beschikbare gegevens. De gegevens komen op een centrale plek beschikbaar voor iedereen, op basis van vastgestelde kwaliteitseisen.
Dit is naar verwachting per 1 juli 2025.
De aanlevering van XML-bestanden conform SIKB en de SAD catalogus aan het bevoegde gezag kan via het DSO verlopen. Het DSO zou afnemer van BRO-gegevens kunnen worden, als dit past in de gebruikscenario’s voor de landelijke voorziening van het DSO. Op dit moment is het DSO nog geen afnemer.
Bodemloket zal vooralsnog gewoon blijven bestaan en zal voor de data onder meer gebruik maken van de BRO. Het Bodemloket beschikt ook over andere informatie dan de BRO, zoals bodembeleidsinformatie van het bevoegd gezag en presenteert deze op kaart (viewer) en samengevat tot rapportage in een gegenereerde pdf. De BRO kent een BROloket voor presentatie van data op kaart (viewer) en voorziet in API’s voor beschikbaar stellen van data in applicaties van derden.
De BRO voorziet in diverse mogelijkheden voor het afnemen van gegevens via het BROloket en via API’s. Een API (Application Programming Interface) is een software-interface die het mogelijk maakt dat twee applicaties met elkaar kunnen communiceren. Ook is het mogelijk om gegevens bij PDOK uit de BRO op te vragen. Dat zal ook mogelijk worden voor het domein Milieukwaliteit.
Alle catalogi zijn in het derde kwartaal van 2024 definitief vastgesteld. Wettelijke inwerkingtreding is 1 juli 2025.
In de BRO zijn inmiddels veel gegevens over de ondergrond opgenomen, zoals sonderingen, geologische-, geotechnische- en bodemkundige booronderzoeken en grondwaterstanden en -samenstellingsgegevens. Meer informatie over welke gegevens de BRO bevat is beschikbaar via de BRO-website. De BRO zelf kan geraadpleegd worden via BROloket.
IMBRO/A is het kwaliteitsregime dat geldt voor data die zijn geproduceerd vóór de datum van inwerkingtreding van de wettelijke invoering van alle registratieobjecten van Milieukwaliteit (naar verwachting per 1juli 2025).
De BRO voorziet in diverse mogelijkheden voor het afnemen van gegevens via API’s. Een API (Application Programming Interface) is een software-interface die het mogelijk maakt dat twee applicaties met elkaar kunnen communiceren. Ook is het mogelijk om gegevens bij PDOK uit de BRO op te vragen. Dat zal ook mogelijk worden voor het domein Milieukwaliteit.
De tweewekelijkse sprintreviews voor de standaardisatie zijn nu afgerond. Het is denkbaar dat er op een moment een actualisatie nodig is van de catalogi milieukwaliteit, bijvoorbeeld voor de verwerking van NEN6693. Als er dan inhoudelijke uitwerking met hulp van de deskundige belanghebbenden moet plaatvinden, zullen we weer een sprintreview organiseren.
Vanuit het programma BRO blijft er nog steeds doorlopend aandacht voor het domein Milieukwaliteit. In oktober 2024 organiseren we op 5 plaatsen de BRO Regioronde Milieukwaliteit. Verder inventariseren we graag wat jullie behoefte is aan periodieke bijeenkomsten over Milieukwaliteit.
In ieder geval nemen we jullie via BRO’tjes en de Ketendemo mee in de laatste ontwikkelingen en kan iedereen meedenken over actuele vraagstukken. Wil je meedenken over techniek en functionaliteit, dan ben je welkom bij de tweewekelijkse sprintreviews van het TNO-ontwikkelteam waarin ontwikkelingen op alle BRO-domeinen van onder meer het Bronhouderportaal en het BROloket worden besproken. Zie voor meer informatie over deze activiteiten de doe-mee-pagina’s op onze website. Daar kun je je ook aanmelden.
Via de domeinbegeleidingsgroep Milieukwaliteit blijven we in gesprek met ervaren deskundigen uit alle verschillende belanghebbende organisaties.
Ja, er komt vanuit het programmabureau BRO nog een officiële aankondiging van deze tranche.
Wie moeten aanleveren?
Alleen bestuursorganen van gemeenten, provincies, waterschappen en rijksdiensten als RWS zijn bronhouder voor de BRO. De bronhouder is de instantie die de ‘eigenaar’ van de data is. De bronhouder is verantwoordelijk voor de aanlevering en gebruik van de data en voor verwerking van terugmeldingen. Kijk voor meer informatie hierover bij de BRO-rol Bronhouder.
Het is mogelijk dat in de toekomst ook private partijen worden aangewezen als bronhouder. Maar adviesbureaus komen daar vooralsnog niet voor in aanmerking. Het kan wel zo zijn dat opdrachtgevers een adviesbureau gaan vragen om namens hen de rapporten aan te leveren aan bronhouders in een voor BRO geschikt formaat.
Ja dat kan. Een omgevingsdienst is geen bronhouder, maar de BRO-coördinator kan de omgevingsdienst machtigen voor verschillende taken in het bronhouderportaal. Denk aan gegevensleverancier. Neem contact op met de BRO Servicedesk als je niet weet wie de BRO-coördinator is van jouw organisatie. Contact - Basisregistratieondergrond: https://basisregistratieondergrond.nl/service-contact/
Kabel- en leidingexploitanten (netbeheerders) voeren ook bodemonderzoek uit bij graafwerkzaamheden. Er worden nog gesprekken gevoerd over de wijze van aanhaken van netbeheerders: als bronhouder of als dataleverancier onder een andere bronhouder.
Binnen het domein milieukwaliteit is er geen onderscheid tussen bronhouders grond en grondwater. Het gehele milieuhygiënisch bodemonderzoek valt binnen SAD.
Vanaf 1 oktober is het mogelijk om gegevens van het milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD) aan de landelijke voorziening van de BRO aan te leveren. We hebben beloofd het aanleveren van gegevens voor Milieukwaliteit voor bronhouders zo makkelijk mogelijk te maken. De softwareleveranciers van bodemapplicaties spelen hier een belangrijke rol in. In overleg met de bronhouder, zorgen zij ervoor dat de gegevens via Nazca Bodem, Veldapps of TerraIndex naar het Bronhouderportaal gaan. De leveranciers zijn bezig om aan te sluiten. Bronhouders ontvangen van hen een bericht als de koppeling gerealiseerd is en wanneer je in actie kunt komen.
Heb je vragen over de aansluiting met de BRO of andere vragen aan de softwareleverancier, neem dan direct contact op met de servicedesk van deze leverancier:
Wat moet je aanleveren?
Milieukwaliteit heeft 2 registratieobjecten:
-
Milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD)
-
Overheidsbesluit bodemverontreiniging (SLD)
Meer informatie hierover vind je op onze website: https://basisregistratieondergrond.nl/inhoud-bro/registratieobjecten/milieukwaliteit/
BRO volgt de ontwikkelingen van SIKB, maar kan geen uitspraken doen over wat SIKB voorschrijft. In alle gevallen zal de BRO de ontwikkelingen van het werkveld volgen en geen normen aan het werkveld opleggen. Naast de NEN 14688/ NEN 8990 lijkt vooral ook de toekomstige NEN 6693 belangrijk binnen het domein milieukwaliteit.
Gemeenten, provincies, waterschappen en rijksdiensten als RWS zijn bronhouder voor de BRO. Bronhouders moeten verplicht aanleveren:
-
Gegevens van bodemonderzoeken die je ontvangt vanuit je rol als opdrachtgever:
-
Dit zijn onderzoeken die een opdrachtnemer (bijvoorbeeld aannemer) uitvoert voor een werk waarvoor de gemeente (of ander bevoegd gezag) opdrachtgever is.
-
Het gaat ook om gegevens uit bodemonderzoeken die in eigen beheer zijn verricht voorafgaand aan graafwerken voor de realisatie van bijvoorbeeld wegen of riolering.
-
Gegevens die je ontvangt vanuit je rol als bevoegd gezag. Dit is het bodemonderzoek dat binnenkomt met vergunningsaanvragen. Hiervoor kan een gemeente, provincie, waterschap of Rijk voorschrijven dat de informatie ook wordt aangeleverd in het SIKB0101 format (XML). Daarnaast kan een bronhouder voor de indieningsvereisten voor een dataset verwijzen naar de uitwisseling conform SIKB0101 met op zijn minst de inhoudelijk eisen zoals die vanuit SAD gesteld worden. Vanuit een systeem dat de BRO-aanlevering ondersteunt, kan dit SIKB0101 bestand vervolgens doorgeleverd worden naar de BRO.
-
Bestaande gegevens. Dit zijn gegevens die zijn verzameld vóór de inwerkingtreding van de BRO Milieukwaliteit - dus vóór 1 juli 2025.
-
Deze kun je aanleveren conform IMBRO/A. Dit hoef je alleen te doen als je beschikt over een dataset die tenminste conform IMBRO/A kan worden aangeleverd. Een bronhouder hoeft en kan geen documenten (pdf’s) aanleveren aan de BRO. Het registratieobject SAD voorziet wel in de mogelijkheid om een deeplink op te nemen naar het rapport. Dat is zinvol wanneer het bevoegd gezag beschikt over een DMS waarin documenten extern geraadpleegd kunnen worden en voorzien zijn van een persistente (vaste) URL.
-
Bestaande data die voldoen aan de eisen die gesteld worden vanuit het kwaliteitsregime IMBRO, mag je ook in IMBRO aanleveren.
4. Gegevens over bodemkwaliteit die je vastlegt vanuit je rol als bevoegd gezag. Het gaat hier met name om informatie over verandering in bodemkwaliteit als gevolg van graven of saneren. Of in het verleden het vaststellen van geval van ernstige bodemverontreiniging, instemmen met saneringsevaluatie en vaststellen van nazorg. Dit wordt door bevoegd gezag vastgelegd in communicatie met de initiatiefnemer en in het bodeminformatiesysteem.
Kort samengevat:
In het algemeen geldt dat het milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD) door een bestuursorgaan altijd aangeleverd moet worden aan de BRO, onafhankelijk van hoe deze gegevens zijn verkregen (als opdrachtgever of als bevoegd gezag). En voor overheidsbesluit (SLD) geldt dat deze door een bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, wordt aangeleverd aan de BRO. Voor zowel SAD als SLD geldt dat de aanwezige gegevens moeten voldoen aan de standaard (IMBRO of IMBRO/A). Als een bestuursorgaan niet beschikt over een dataset tenminste conform IMBRO/A dan kunnen en hoeven deze gegevens niet aan de BRO te worden aangeleverd. De bronhouder kan er ook voor kiezen deze gegevens aan te vullen, zodat ze wel voldoen voor aanlevering.
https://basisregistratieondergrond.nl/inhoud-bro/wet-bro/4-plichten-wet/
-
Er is een aantal typen onderzoeksrapport dat is uitgesloten van BRO. Dit betreft met name plannen (plan van aanpak, (deel)saneringsplan, monitoringsplan). Het overzicht van rapporten die wel in SAD kunnen worden aangeleverd is te vinden in de gegevenscatalogus SAD (tabel in paragraaf 7.21 Onderzoekstype).
Als je de resultaten van bijvoorbeeld een saneringsplan toch wil registreren, dan kan dat in de BRO als Evaluatierapport onder SAD en als Aangepakt gebied (deelsaneringscontour) en eventueel nazorggebied onder SLD.
-
Verder kan een bronhouder ervoor kiezen om gevoelige gegevens (bijvoorbeeld grondtransacties) nog niet te delen.
Ja. Dit overzicht staat in de waardetabellen in hoofdstuk 7 van de catalogus (SAD en SLD). Deze waarden worden ook getoond op de domeintabellenservice van SIKB <codes.sikb.nl>
Hier zijn geen specifieke afspraken over gemaakt. Het criterium van relevantie is hierin belangrijker dan het tijdstip. Voor bestaande data zal worden gezocht naar een optimum van te leveren inspanning ten opzichte van de meerwaarde. Uitgangspunt bij bestaande gegevens blijft: aanlevering onder IMBRO/A op basis van ‘as-it-is’ in het BIS. Er is dus geen plicht om gegevens in BIS aan te vullen als die niet voldoen.
Ook nu al wordt gebruik gemaakt van oude onderzoeken in verschillende applicaties. Bodemloket, het BIS van een overheid en andere applicaties maken geen onderscheid op basis van rapportdatum.
In verschillende systemen zijn zeer veel data opgeslagen (waarschijnlijk meer dan een miljoen bodemonderzoeken). Een knelpunt is dat deze data zeer versnipperd zijn, niet altijd goed toegankelijk en van een wisselend kwaliteitsniveau. De BRO beoogt deze data beter en uniform toegankelijk te maken. Uit onderzoek blijkt dat de grootste toegevoegde waarde zit in het bijeenbrengen van bestaande data van zowel overheden als private organisaties en deze op een uniforme wijze toegankelijk en beschikbaar te stellen.
Particuliere milieutechnische bodemonderzoeken vallen onder de BRO zodra dat onderzoek in het kader van een wettelijke procedure, bijvoorbeeld een omgevingsvergunning, wordt ingediend bij een overheid. Die overheidsinstantie is dan de bronhouder vanuit hun rol als bevoegd gezag, en de data valt dan onder het BRO-domein Milieukwaliteit.
Onderzoeken en data die alleen worden gedeeld tussen private instanties en/of particulieren, vallen niet onder de BRO. Het gaat dan om bijvoorbeeld onderzoeken in het kader van de aankoop van een locatie. Deze onderzoeken hoeven niet bij de overheid worden ingediend, en de overheid is geen partij in de transactie, daardoor vallen deze onderzoeken ook buiten de scope van de BRO.
De BRO is niet bedoeld voor ‘dynamische data’. Zo worden ook geen data van de natte waterbodem opgenomen in de BRO. In het scopedocument is op hoofdlijnen aangegeven welk type onderzoek in de BRO wordt geregistreerd. Data van in-situ partijkeuringen kunnen wel relevant zijn omdat die iets zeggen over de kwaliteit van de bodem ter plekke. Het is daarom mogelijk om rapporten van type ‘partijkeuringGrond’ te registreren.
Analyseresultaten: ja. Interpretaties of toetsingen niet. Het is bij SAD wel mogelijk om de rapportconclusie van het onderzoeksbureau te registreren.
De BRO legt waar het onderzoeksgegevens betreft geen normen of toetsingen aan normen vast.
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de huidig beschikbare data voorafgaand aan de datum van in werking treden van de BRO, en daarna. Naar de huidige data wordt verwezen als IMBRO/A (InformatieModel BRO Archief). Voor deze bestaande bodemonderzoeken is de levering van boorprofielen afhankelijk van beschikbaarheid.
Voor nieuwe data, dat wil zeggen milieukwaliteitsgegevens die verkregen zijn na in werking treden van de BRO (hier wordt naar verwezen als IMBRO) vormen de boorprofielen een verplicht onderdeel van de aan te leveren data.
Er is niet voorzien dat er informatie over Milieukwaliteit naar Basisregistratie Kadaster – Publiekrechtelijke beperkingen (BRK-PB) gaat. De BRK-PB is een centrale registratie van beperkingen die voortkomen uit de Wkpb (Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke beperkingen). Deze wet geeft aan welke beperkingen bij het Kadaster moeten worden geregistreerd. De beperkingen regelen wat eigenaren wel of niet met onroerende zaken mogen doen. Alleen beperkingen die onder de werkingssfeer van de wet vallen, worden in de BRK-PB geregistreerd. Deze registratie bevat dus geen gegevens over milieukwaliteit zoals voorzien de BRO.
De coördinaten zoals ingevuld bij meetpunten kunnen in de BRO worden geregistreerd. In sommige gevallen kan sprake zijn van vertrouwelijkheid van gegevens.
De bronhouder kan daarom keuzes maken welke gegevens worden geregistreerd en op welk moment. Voor bestuursorganen zullen de uitzonderingsgronden voor openbaarheid van gegevens zoals opgenomen in de Wet Open Overheid daarbij leidend zijn.
Voor de fysische samenstelling zijn andere registratieobjecten beschikbaar. Laagbeschrijving zoals die wordt vastgelegd in het bodemonderzoek vorm wel onderdeel van de BRO Fase 2. Een nadere duiding is vastgelegd in het zogenoemde ‘scopedocument’.
Ja, dit zal een vergelijkbare aanwijzing zijn als is opgenomen in domein grondwater (zie bijvoorbeeld de eisen voor Grondwatermonitoring in artikel 2.3.0 Besluit basisregistratie ondergrond). De gesprekken over het toevoegen van een nationale indieningsvereiste van een XML-bestand in SIKB0101 formaat voor SAD onder de Omgevingswet lopen nog. Het is niet zeker dat dit voor 1-7-2025 is opgelost. Het bevoegd gezag kan dit vereiste opnemen in het omgevingsplan als aanvullende regel. Een aantal bestuursorganen heeft dat al gedaan.
De BRO gebruikt de actuele versie van de datastandaard SIKB0101. Voor de aanlevering van SAD onder IMBRO/A (catalogus versie 1.0) moet je versie 14.8 gebruiken. Voor SAD IMBRO en SLD moet je versie 14.9 gebruiken.
Zoals het SLD op dit moment gedefinieerd is, worden er geen besluiten (beschikkingen) aangeleverd onder de Omgevingswet. Dit kan nog veranderen op het moment dat het SLD definitief vastgesteld wordt. Onder de Omgevingswet komt er een SLD Ow. Dit betreft een "saneringscontour"= aangepakt gebied. Hier is voor gekozen, omdat je zo kunt aangeven dat de bodemkwaliteit, zoals beschreven in SAD, is veranderd als gevolg van graven of saneren.
BRO. Onder Ow regime kan dat niet. Wel kan onder Ow-regime een ‘Aangepakt gebied’ worden geregistreerd (contour aanpak sanering/graven).
Wanneer moet je aanleveren?
Ja. Dat wil zeggen dat bestaande milieugegevens (IMBRO/A) na datum inwerkingtreden van de wet (1 juli 2025) binnen 5 jaar moeten worden aangeleverd. Voor IMBRO zal de bronhouder de gegevens (het brondocument) binnen een wettelijk vastgestelde termijn van twintig werkdagen aanleveren, zie artikel 9 van de wet Bro.
Er zijn de volgende maatregelen die, overeenkomstig de handhaving op andere basisregistraties, worden toegepast. Een mix van 360 graden review-maatregelen:
-
De BRO monitor
-
Statisfact gebruikersonderzoeken
-
Ensia reviews
-
Navraag van data-volumes bij partijen in de markt, waarmee inzicht wordt verkregen.
Deze 360 graden reviewresultaten worden gebruikt als onderdeel van de escalatieprocedure. De escalatie werkt met een escalatieladder: eerst signaleren, dan informatie opvragen, analyseren en beoordelen, daarna afspraken maken op bestuurlijk niveau. Een tree hoger is een vooraankondiging/juridische interventie, waarna een besluit tot indeplaatsstelling kan volgen en indien daar niet aan wordt voldaan tot slot een sanctie indeplaatsstelling.
Door van tevoren de werkprocessen en informatievoorziening goed in te richten. De softwareleveranciers van bronhouders krijgen daarvoor een opdracht van Min BZK. Op de website van de BRO staan handreikingen voor bronhouders hoe ze zich kunnen voorbereiden. Verder zullen we in oktober in een regioronde de werkwijze zo veel mogelijk toelichten.
De officiële aanlevertermijn voor het aanleveren van nieuwe IMBRO-gegevens is 20 werkdagen. Er is binnen Milieukwaliteit al vaker aangegeven dat dit niet altijd past bij de reactietermijnen. We gaan er daarom van uit dat die termijn gaat lopen vanaf het moment dat je als bevoegd gezag je beoordeling van het rapport hebt gedaan, niet het moment van ontvangst van het rapport.
BIS en Bronhouderportaal
Ja. Voor het aanleveren van bestaande gegevens zal je softwareleverancier je hierbij faciliteren. Bij nieuwe gegevens is de bronhouder zelf aan zet. Het programma BRO heeft een drietal softwareleveranciers van bestuursorganen opdracht gegeven voor de ontwikkeling van de benodigde koppelvlakken en gebruikersfunctionaliteit en voor de ondersteuning van de bronhouder bij de aanlevering van IMBRO/A gegevens.
Een SAD is nooit gekoppeld aan een Bodemlocatie of Aangepakt gebied in BRO en kan dus los worden aangeleverd aan de BRO. Of dit in een BIS is gekoppeld aan een afgeronde Wbb locatie is voor registratie in de BRO niet relevant.
Als het een rapport betreft van een lopende sanering onder Wbb regime, kan het bijbehorende SLD worden aangevuld met nieuwe informatie (bijv. contour nazorg en nieuwe status). Als het rapport een onderzoek betreft op een locatie met afgerond Wbb-spoor, is er sprake van aanpak onder Ow kader, dan kan in SLD eventueel een Aangepakt gebied worden aangeleverd. Dat is in de BRO dan een aparte registratie, binnen BIS kun je dat als aangepakt gebied onder dezelfde bodemlocatie registreren. Het Aangepakt gebied kan wel verwijzen naar een evaluatierapport dat als SAD is opgenomen, maar de verwijzing is dan altijd van SLD naar SAD en niet van SAD naar SLD.
De softwareleveranciers van bronhouders (waaronder Visma Roxit) krijgen een opdracht van het ministerie BZK voor het ontwikkelen van de benodigde koppelvlakken (API’s) en voor het aanleveren van bestaande gegevens als bulk (IMBRO/A) en voor het aanleveren van nieuwe gegevens (IMBRO). De bronhouders worden hierdoor zo veel mogelijk ontzorgd. Bij de bulkaanlevering zullen softwareleveranciers dit gefaseerd verzorgen in goed overleg en afstemming met TNO en de bronhouders om de Landelijke Voorziening niet te overbelasten. De aanlevering onder IMBRO zal door de bronhouder zelf gedaan worden.
De levering van gegevens aan de BRO moet per bronhouder gebeuren, want elke bronhouder moet een eigen project aanmaken in het Bronhouderportaal.
De leverplicht van een bestuursorgaan beperkt zich niet tot één informatiesysteem. Als een bestuursorgaan SAD gegevens heeft die BRO-plichtig zijn en die niet in het BIS maar in een andere bodemapplicatie zijn opgeslagen, dan moeten die ook aangeleverd worden. Het is aan het bestuursorgaan om te bepalen of deze eerst in het BIS gaan, of niet. Direct aanleveren via het bronhouderportaal van de BRO is ook mogelijk mits de gegevens voldoen aan de technische eisen en IMBRO/A standaard.
Ja, de gemeente mag haar eigen bronnen raadplegen, maar bronhouders zijn verplicht om daarnaast ook de BRO te raadplegen. Mogelijk is daar aanvullende informatie beschikbaar vanuit andere bronhouders. De gegevens in BRO kunnen via services ook in de gemeentelijke applicaties worden getoond als kaartlaag.
De gegevens in de BRO zijn publiek, behalve enkele transactiegegevens die specifiek voor bronhouder en dataleverancier zijn (zoals KvK nummer van de dataleverancier). Deze zijn als zodanig aangegeven in het domeinmodel in de gegevenscatalogus van het registratieobject. Alle gegevens waar een minteken voor staat in het domeinmodel zijn niet publiek. In de toelichting bij het gegeven is ook vermeld dat dit gegeven alleen wordt uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Deze niet-publieke gegevens zijn alleen in te zien door de bronhouder en dataleverancier. Wet-Bro: gebruiksplicht uitgelegd
De BRO-coördinator van de betreffende gemeenten/provincie heeft toegang tot BRO Bronhouderportaal om een project aan te maken.
Vraag hiernaar bij je softwareleverancier. Nazca bijvoorbeeld verzorgt dit ‘onder water’, zodat dit vanzelf gaat.
Je BRO-coördinator kan de omgevingsdienst machtigen voor verschillende taken in het bronhouderportaal. Neem contact op met de BRO Servicedesk als je niet weet wie de BRO-coördinator is van jouw organisatie. Contact - Basisregistratieondergrond: https://basisregistratieondergrond.nl/service-contact/
Mits je gemachtigd bent als dataleverancier door de bronhouder, kun je zelf gegevens aan het bronhouderportaal aanleveren. Deze moeten dan wel in een correct XML-bestandsformat worden aangeleverd. Een SIKB0101 format is niet genoeg, daar moet nog een 'envelop' omheen met BRO-gegevens. De aanlevering via bijvoorbeeld BIS zorgt dat je daar zelf niets meer voor hoeft te doen en dat die envelop automatisch wordt toegevoegd. Voor de technische specificaties zie productomgeving.
De bulkleveringen van IMBRO/A vinden plaats met hulp van de softwareleveranciers, waaronder Visma Roxit (NAZCA). Voor de levering van IMBRO zal gebruikersfunctionaliteit worden gebouwd in de applicatie om dit op een gebruikersvriendelijke wijze te ondersteunen vanuit Nazca Bodem.
De gegevens zoals opgeslagen kunnen worden in Rx.Mission voldoen niet aan de BRO standaard. Deze zullen dan op een andere manier aangeleverd worden (als los bestand of bijvoorbeeld via invoer in het BIS)
Vraag dit na bij je softwareleverancier. Binnen Nazca Bodem blijft dit in ieder geval mogelijk. In BRO worden onderzoeken geregistreerd zonder de BISlocaties. Bevoegd gezag levert straks via NAZCA onderzoeken/besluiten in BRO.
Worden straks ook onderzoeken/besluiten vanuit het BRO uitgewisseld met ons eigen informatiesysteem?
Het is voor ieder informatiesysteem mogelijk om gegevens af te nemen uit de BRO en daarmee de eigen gegevens aan te vullen. Dit is ter beoordeling aan de softwareleverancier en de afnemers van de software.
Er zijn gesprekken gaande met domein Grondwatermonitoring om afspraken te maken hoe om te gaan met monitoringsputten vanuit Milieukwaliteit. De wens is om deze registraties op elkaar aan te laten sluiten. We voorzien niet dat hier op korte termijn duidelijkheid over komt.
De precieze uitwerking van functionaliteit moet nog bepaald worden. Je kunt hier het beste contact over opnemen met je softwareleverancier.
Datakwaliteit, terugmelding en valideren
Dit is inderdaad mogelijk. De BRO zal data dus altijd voorzien van een ‘timestamp’. In de communicatie zullen we erop wijzen dat in het gebruik van milieudata materiekennis noodzakelijk blijft. Dit is vergelijkbaar met de manier waarop bijvoorbeeld Bodemloket de data presenteert.
Nee, dit kan per definitie niet het geval zijn. De bronhouder is namelijk verantwoordelijk voor de juistheid van de aangeleverde data.
Wij zullen deze vraag neerleggen bij de VVMA en VKB als vertegenwoordigers van de branche adviesbureaus en milieuonderzoek.
De BRO-coördinator kan de omgevingsdienst hiertoe machtigen via het bronhoudersportaal BRO.
Foute datasets voldoen niet aan de gegevensstandaard en worden afgevangen bij de controles die het BRO-loket en de Landelijke voorziening doen voor aanlevering. Inhoudelijke fouten in de data worden daarmee niet afgevangen. Dat kan wel vooraf door inhoudelijke controle door de bronhouder of anders via terugmelding door gebruikers van de BRO.
De BRO maakt gebruik van GML-standaarden. Het BRO-profiel betreft GML 3.2.1 en gaandeweg is dat BRO-profiel uitgebreid richting het GML Simple Features Profile level 2, zie ook de website van Geonovum. In dit BRO-profiel zijn bepaalde randvoorwaarden opgenomen welke geometrie bijvoorbeeld aangeleverd mag worden. De “eis” aan een geometrie is niet iets dat door validatie gecorrigeerd wordt. De validatie geeft enkel aan of een geometrie wel of niet valide is. Wij corrigeren vanuit de Nazca Bodem applicatie wel problemen met interior en exterior rings “links om en rechtsom georiënteerde geometrie (donuts)”. Andere problemen zoals bijvoorbeeld “dubbele coördinaten”, “strikjes” kunnen niet geautomatiseerd opgelost worden. In Nazca Bodem wordt daarvan een melding gemaakt bij de betreffende entiteit. De geometrie moet dan handmatig door de gebruikers gecorrigeerd worden via intekenen direct of bv. het uploaden van een nieuwe shp-file. Daarnaast kunnen er (in ieder geval binnen Nazca Bodem) overzichten gedraaid worden van geometriefouten.
Hier is afstemming nodig tussen de gemeenten over wie de bronhouder BRO is. Daarvoor is in de ketenarchitectuur een voorstel gedaan om te bepalen wie de logische bronhouder is. Daarmee wordt ook opgelost dat er geen dubbele registratie van SAD in BRO optreedt (alleen de afgesproken bronhouder levert het SAD aan).
De bronhouder kan de dataleverancier machtigen voor het controleren en valideren van data in het bronhouderportaal. De bronhouder blijft wel verantwoordelijk voor de kwaliteit van haar data in de BRO.
De validatieservice van de BRO controleert op juistheid van gegevens (inclusief controle op dubbele leveringen) bij aanlevering van een brondocument. Deze validatieservice is ook aan te roepen vanuit bijvoorbeeld het BIS waardoor een controle voorafgaand aan de levering aan de BRO kan plaatsvinden.
In een groot aantal BIS’en is de overlap weggewerkt door het opstellen van de zogenoemde één locatie lijsten. Maar het is ons bekend dat er desondanks nog sprake kan zijn van dubbele registratie van hetzelfde rapport in twee (of meer) systemen. In deze gevallen is het van belang dat de bestuursorganen in onderling overleg afstemmen wie de logische bronhouder is voor elk rapport en bij voorkeur maar 1 rapport overhouden. Dus ontdubbelen en synchroniseren.
Aanlevering van SAD gebeurt in één keer, en daarna wordt de registratie door BRO afgerond. Je kunt dan alleen nog aanvullingen of aanpassingen doen via een zogenoemd correctiebericht. Het is niet verplicht om volledige informatie aan te leveren binnen IMBRO/A en je bent ook niet verplicht om gegevens op te werken. Mocht je dit per se willen, dan kan dat na aanlevering aan de BRO dus alleen via een correctiebericht. Advies is dan om dit al voor aanlevering te doen, maar uitgangspunt blijft dat het opwerken van gegevens geen verplichting is vanuit BRO.
Let op: als onder IMBRO regime een SAD wordt aangeleverd met bijvoorbeeld analysegegevens maar zonder meetpunten, dan moet je dit beschouwen als een niet valide aanlevering en dit wordt niet geaccepteerd in de BRO.
De gesprekken over het toevoegen van nationale indieningsvereisten van een XML voor SAD onder de Ow lopen nog. Het is niet zeker dat dit voor de wettelijke ingangsdatum van Milieukwaliteit in de BRO (naar verwachting 1-7-2025) is opgelost.
IMBRO/A is de minimumkwaliteit voor de BRO. Het is de bedoeling dat je authentieke data aanlevert. Dus als je onderzoek als onvoldoende beoordeeld wordt, dan is het in dat opzicht ook niet ‘basisregistratiewaardig’. Je moet de data dus pas aanleveren als je als bronhouder (bevoegd gezag) akkoord bent met de kwaliteit.
Als de bronhouder de kwaliteit als onvoldoende beoordeelt kan deze besluiten dat de rapportage niet doorgeleverd wordt.
Aanlevering door derden aan de BRO kan alleen als de bronhouder hen daartoe heeft gemachtigd in het bronhouderportaal. Zie ook het antwoord op de vorige vraag. Voordat registratie in de BRO plaatsvindt kan de bronhouder dus zelf foutieve registratie tegenhouden.
Als derden constateren dat de gegevens die in de BRO zijn opgenomen niet kloppen, kan deze een terugmelding doen aan de bronhouder. De bronhouder heeft in het geval van een terugmelding op basis van 'gerede twijfel' de plicht de melding te onderzoeken. De bronhouder heeft daarin een inspanningsverplichting. Het resultaat van het onderzoek kan zijn:
-
Niets aan de hand, het gegeven klopt wel.
-
Het gegeven is inderdaad onjuist, er is juiste informatie beschikbaar en er volgt een correctie.
-
Er is geen uitsluitsel (bijvoorbeeld omdat de partij niet meewerkt of de gegevens ontbreken om een goede conclusie te trekken). In het laatste geval kan de bronhouder aangeven het brondocument de status ‘vervallen’ te geven, bijvoorbeeld omdat de kwaliteit van het brondocument te onduidelijkheid voor hergebruik is. Het is dan niet meer beschikbaar voor gebruik door afnemers maar is nog wel via de beheerder van de BRO te raadplegen in geval dat noodzakelijk is.
Als het een rapport betreft dat nog niet is geregistreerd kan de bronhouder vragen om een correct bestand. Als dit niet beschikbaar wordt gesteld is de bronhouder niet verplicht tot registratie in de BRO.
Als een gemeente een rapport afwijst, kan het niet zo zijn dat het adviesbureau het toch aanlevert aan BRO. Een adviesbureau kan alleen aan de BRO aanleveren als deze daartoe is gemachtigd door de bronhouder. De bronhouder moet dan zelf het rapport akkoord verklaren voordat het wordt doorgezet naar de Landelijke Voorziening BRO. De bronhouder kan een rapport in het BRO-loket afwijzen. Dan wordt het niet doorgeleverd aan de BRO en kan het bureau een nieuwe aanlevering doen.
Kosten/investeringen
De verwachting is dat de overheid door gegevens over milieukwaliteit in de BRO juist minder kosten zal hebben. Meer informatie over de kosten en de baten van milieukwaliteit in de BRO staat in het vervolgonderzoek Milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens in de Basisregistratie Ondergrond, 2021.
Tijdens de fase van implementatie is er financiële ruimte voor ondersteuning van bronhouders. De wijze waarop dit gaat gebeuren wordt de komende periode verder uitgewerkt. Te denken valt aan ondersteuning bij de softwareontwikkeling van de koppelingen met de BRO en ondersteuning bij transitie van data naar de BRO.
Voor regulier leveren en gebruiken van gegevens is er geen vergoeding. De data zijn gratis beschikbaar voor iedereen. Commerciële partijen kunnen op basis van deze data toegevoegde-waarde-diensten, zoals adviesdiensten, ontwikkelen. Overheid en bedrijfsleven hebben gezamenlijk baat bij de beschikbaarheid van gegevens milieukwaliteit.
De gegevens in de BRO voor het domein milieukwaliteit zijn open data (met uitzondering van enkele velden). Mocht bepaalde data niet gedeeld kunnen worden vanuit vertrouwelijkheid dan ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij de bronhouder. Voor bestuursorganen zullen de uitzonderingsgronden voor openbaarheid van gegevens zoals opgenomen in de Wet Open Overheid daarbij leidend zijn.
De baten liggen in onderling delen van data, betere beschikbaarheid, uniformiteit en volledigheid. Berekend is dat dit leidt tot jaarlijks € 9 miljoen aan baten voor netbeheerders en € 3 miljoen aan baten voor gemeenten (bron: vervolgonderzoek Milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens in de Basisregistratie Ondergrond, 2021). Daarnaast zijn er ook baten die niet in geld uit te drukken zijn, zoals meer beschikbare milieugegevens voor het opstellen van beleid en veiliger werken in de grond met name bij spoedreparaties.