Grondwatergebruik
Onder het domein Grondwatergebruik vallen de registratieobjecten Grondwatergebruiksysteem (GUF) en Grondwaterproductiedossier (GPD). De gegevens die daarvoor vanaf 1 juli 2022 aangeleverd moeten worden, hebben we op een rij gezet. Raadpleeg daarvoor de extra uitleg over aanleverplicht bij Grondwatergebruik.
Onder het domein Grondwatergebruik vallen de registratieobjecten Grondwatergebruiksysteem (GUF) en Grondwaterproductiedossier (GPD). Raadpleeg eventueel de extra uitleg over Grondwatergebruik om te weten over welke grondwatersystemen het gaat en wie de bronhouders zijn.
De gegevens van Grondwatergebruik moeten vanaf 1 juli 2022 aangeleverd worden bij de BRO. De preferente route hiervoor is via het Landelijk Grondwater Register (LGR). Het LGR biedt deze ingang namelijk al geruime tijd voor de gegevens over grondwateronttrekkingen en bodemenergiesystemen. Het LGR is in beheer bij de provincies en werkt aan een rechtstreekse koppeling met de BRO. De applicatie ondersteunt de provincies, waterschappen en gemeenten bij het uitvoeren van de wettelijke taken rond het grondwaterbeheer en het opleggen van grondwaterheffingen. Dit register voedt ook de WKO-tool.
Vanaf 1 juli 2022 kan iedere bronhouder BRO-gegevens voor GUF en GPD invoeren via het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO.
De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
Vergunnings- en meldingsplichtige grondwaterputten die zijn gezet om grondwater mee te onttrekken (en waarin niet wordt gemonitord) vallen onder het registratieobject Grondwatergebruiksysteem en worden vanaf 1 juli 2022 opgenomen in de BRO. Dat geldt dus ook voor putten die geboord zijn voor bluswater. Deze putten vallen niet onder grondwatermonitoringput (GMW) maar onder het registratieobject grondwatergebruiksysteem (GUF).
Gegevens van grondwatergebruiksystemen (GUF) staan al geregistreerd in het Landelijk Grondwater Register (LGR) .De preferente route voor het aanleveren van deze gegevens aan de BRO is daarom via het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
De informatie die wordt verzameld tijdens het boorproces van dergelijke putten vallen onder het registratieobject Booronderzoek. Die gegevens moet de bronhouder aanleveren bij de BRO via het Bronhouderportaal.
Grondwaterdrainage is geen onttrekking in de zin van de Waterwet als het gaat om ‘passieve hemelwaterinfiltratie’. Deze vorm van onttrekking is niet vergunningsplichtig. Bovendien ontbreken de gegevens om het te kunnen registeren. Deze grondwaterdrainagesystemen worden niet opgenomen in het Landelijk Grondwaterregister (LGR) en dus ook niet in de BRO.
Het kan zijn dat de drainage wel in de WIBON (Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken) geregistreerd moet worden; dit staat los van de BRO. Dat geldt ook voor KLIC (Kabels en Leidingen Informatie Centrum).
Moeten wadi’s en infiltratiegrind-kratten voor overtollig regenwater geregistreerd worden in de BRO?
Nee, deze vormen van opvang van overtollig regenwater, zoals wadi’s en infiltratiegrind-kratten, kunnen niet geregistreerd worden in de BRO. De gegevens van deze (passieve) hemelwaterinfiltratie zijn niet goed meetbaar en worden niet structureel vastgelegd door gemeentes. Het is daarom (nog) niet haalbaar om deze systemen te registreren in de BRO.
Dat geldt ook voor natuurlijke bronnen van ‘spontaan’ aan het maaiveld uittredend grondwater in hellend gebied, zoals bronnen in het Limburgse heuvelland en al dan niet ‘bekiste’ Veluwse sprengen. Debietmetingen van deze bronnen worden nu niet structureel uitgevoerd door waterbeheerders. Ook deze gegevens worden dus nog niet geregistreerd in de BRO.
De gegevens van een bronbemaling - een proces waarbij tijdelijk grondwater wordt opgepompt - horen bij het domein Grondwatergebruik en vallen onder het registratieobject grondwatergebruiksysteem als de bronbemaling vergunnings- of meldingsplichtig is. Vaak is dat het geval. Dit kan bijvoorbeeld van toepassing zijn bij een bouwput of sleufbemalingen (drooghouden van bouwputten of sleuven) of een grondsanering (een grondwateronttrekking om een verontreiniging mechanisch te verwijderen).
Gegevens van vergunnings- en meldingsplichte grondwatergebruiksystemen worden al geregistreerd in het Landelijk Grondwater Register (LGR). De preferente route voor het aanleveren van deze gegevens aan de BRO is daarom het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
Alle vergunnings- en meldingsplichtige onttrekkingen en infiltraties moeten worden geregistreerd in het LGR, ongeacht de constructiewijze van de onttrekkingsfaciliteit.
Ja, zowel open als gesloten wko-systemen (ook wel kwo-systemen) worden geregistreerd in de BRO. Bij deze ‘ondiepe’ systemen wordt warmte of koude in de ondergrond opgeslagen. Omdat er – weliswaar indirect – sprake is van het gebruik van grondwater, hoort het bij het domein Grondwatergebruik. De gegevens van de systemen vallen onder het registratieobject Grondwatergebruiksysteem. De productiegegevens van open WKO systemen vallen onder het registratieobject Grondwaterproductiedossier. In het werkveld worden deze ondiepe systemen ook wel bodemenergiesystemen genoemd. Aardwarmte ofwel geothermie is weer iets anders. Bij aardwarmte wordt in de diepe ondergrond warm water gewonnen en dat valt onder het BRO-domein Mijnbouwwet.
Gegevens die vallen onder het domein Grondwatergebruik (grondwatergebruiksystemen en grondwaterproductiedossiers) staan al geregistreerd in het Landelijk Grondwater Register (LGR). De preferente route voor het aanleveren van deze gegevens aan de BRO is daarom het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
Een WKO-systeem is allereerst een ondiep bodemenergiesysteem (maximaal 500 meter diep), waarbij gebruik gemaakt wordt van het bufferende vermogen van de ondergrond. Als het een gesloten systemen is, dan vallen de gegevens en het registreren daarvan onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Bij grote gesloten systemen is de provincie bronhouder. Gaat het daarentegen om een open systeem waarbij grondwater wordt ‘verpompt’ uit een watervoerende laag, dan is de provincie sowieso het bevoegd gezag en dus bronhouder.
Een WKO-systeem valt onder het domein Grondwatergebruik (grondwatergebruiksystemen en grondwaterproductiedossiers). Deze gegevens staan geregistreerd in het Landelijk Grondwater Register (LGR). De preferente route voor het aanleveren van deze gegevens aan de BRO is daarom het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
In principe zijn bijna alle gegevens uit alle BRO-domeinen relevant voor systemen voor warmte-koudeopslag: boor- en sondeergegevens, grondwatermonitoringgegevens en grondwatergebruiksgegevens. Ook de modelgegevens in de BRO geven inzicht in de opbouw van de ondergrond, de grondwatertoestand en het grondwatergebruik.
Als een boring wordt gedaan voor de aanleg van een gesloten bodemenergiesysteem (GBES), open bodemenergiesysteem (OBES) of andere boring voor een grondwateronttrekking, dan moet die boring in principe ook door het betrokken bevoegd gezag geregistreerd worden onder het registratieobject Booronderzoek (BHR). De meeste boormonsterbeschrijvingen van een GBES zijn dusdanig summier dat ze vallen onder toegepast geologisch booronderzoek (BHR-AG), dat voorlopig niet is opgenomen in de BRO. De boring kan dan niet geregistreerd worden in de BRO.
Vanaf 1 juli 2022 is het verplicht om gegevens die vallen onder het BRO-domein Grondwatergebruik aan te leveren. De preferente route hiervoor is dat de gegevens aangeleverd worden bij het Landelijke Grondwaterregister. Deze gegevens worden dan vanuit het LGR binnenkort automatisch doorgeleverd aan de BRO.
Historische gegevens, ofwel gegevens van voor de wettelijke ingangsdatum, die al bij het LGR zijn geregistreerd worden vanuit het LGR waar mogelijk omgezet naar de BRO-standaard en ook aangeleverd bij de BRO.
Heb je gegevens van voor de wettelijke ingangsdatum die nog niet zijn geregistreerd bij het LGR, dan kun je deze historische gegevens alsnog aanleveren bij het LGR. Hiervoor hebben we een paar tips:
- Als het gaat om gebruiksgegevens (jaaropgaven) dan is daarvoor al een uploadfaciliteit (spreadsheet) beschikbaar.
- Betreft het de gegevens van de inrichting van een Grondwatergebruiksysteem (GUF) dan is het beter om nog te wachten tot de uploadfaciliteit gereed is (deze wordt eind 2022/begin 2023 gebouwd). Zodra deze gereed is zal dit via de nieuwsbrief van het LGR en de gebruikersraad bekend worden gemaakt.
In alle gevallen is het handig om contact op te nemen met de landelijk beheerder van het LGR.
Het Landelijk Grondwater Register (LGR) blijft een apart register met grondwatergebruikgegevens, bedoeld voor de bevoegd gezagen. In dat register zitten bijvoorbeeld ook specifieke administratieve en financiële (heffings)gegevens van grondwateronttrekkingen. Een deel van de gegevens uit het LGR wordt via het LGR aangeleverd bij de BRO. Het gaat dan om gegevens die in het algemeen herbruikbaar zijn. Het LGR wordt hiervoor aangepast.
De BRO zal dus worden gevoed vanuit het LGR wat betreft het domein Grondwatergebruik. De preferente route voor het aanleveren van deze gegevens aan de BRO is daarom het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
Voor het aanleveren van gegevens die vallen onder grondwatergebruik bestaat al langere tijd een goede ingang: het Landelijk Grondwater Register (LGR), dat in beheer is bij provincies. De applicatie ondersteunt de provincies, waterschappen en gemeenten bij het uitvoeren van de wettelijke taken rond het grondwaterbeheer en het opleggen van grondwaterheffingen. Dit register voedt ook de WKO-tool.
Vanaf 1 juli 2022 kan iedere bronhouder BRO-gegevens voor het domein Grondwatergebruik: Grondwatergebruiksysteem (GUF) en Grondwaterproductiedossier (GPD) invoeren via het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. We hebben de belangrijkste punten op een rij gezet: wat is handig om te weten over het LGR.
De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
Nee, dat hoeft niet. Voor het aanleveren van gegevens van het domein Grondwatergebruik is het Landelijk Grondwaterregister, het LGR, de preferente route. Je hoeft dan in het Bronhouderportaal verder niets te doen; ook niet als het gaat om machtigen of controleren van gegevens. De gegevens die in het LGR staan, worden binnenkort automatisch doorgeleverd naar de LV BRO.
Beide registratieobjecten van het BRO-domein Grondwatergebruik kunnen via het LGR aangeleverd worden bij de BRO. Dat zijn dus de gegevens van Grondwatergebruiksysteem en waar van toepassing ook gegevens van Grondwaterproductiedossiers.
Bij het registratieobject Grondwatergebruiksysteem worden de gegevens van de constructie geregistreerd. Wat betreft het registratieobject Grondwaterproductiedossiers worden de gegevens van grondwateronttrekkingen geregistreerd (verpompte hoeveelheden per maand, kwartaal of jaar). Bij bodemenergiesystemen wordt daarbij ook nog onderscheid gemaakt in warmte en koude. Deze hoeveelheden worden na afloop van het kalenderjaar via een jaaropgaveformulier in het LGR geregistreerd. Daarna worden deze gegevens automatisch doorgeleverd aan de BRO.
De gegevens van individuele lussen van gesloten bodemenergiesystemen (GBES) moeten geregistreerd worden in de BRO. Dat geldt zowel voor de horizontale en verticale lussen als korven.
Dat betekent dat meerdere coördinaten van de constructie vastgelegd moeten worden In de BRO als het gaat om een horizontale lus of een korf. Bij een verticale lus worden alleen de coördinaten van in- en uittredende buizen vastgelegd.
Voorheen werden de lussen van een GBES in het LGR geregistreerd met een punt. Dit is gewijzigd met de komst van de BRO vanwege het belang van het registeren van de lussen. Er is in het LGR een extra faciliteit beschikbaar in de vorm van een (verzamel)spreadsheet om het invoeren van deze gegevens in het LGR te vereenvoudigen. Hoewel het niet verplicht is om de geometrie van historische gegevens op dit punt aan te vullen, is het wel wenselijk om kennis te hebben van deze gegevens en ze dus te registreren in de BRO. Zie toelichting bij de vraag 'In het verleden is niet voor elke individuele bodemlus een locatie vastgelegd, moet ik dan alsnog de geometrie voor de BRO aanpassen?’
Bij een gerealiseerde put wordt van alle afzonderlijke filters een aantal kenmerken geregistreerd in de BRO. Dat geldt dus ook voor bronbemalingen. Soms zijn deze gegevens niet bekend bij de melding. Zijn ze wel bekend, dan moeten ze geregistreerd worden.
Naast de onder- en bovenkant van een filter, wordt ook geregistreerd of de filters verticaal, horizontaal of schuin zijn geplaatst. De putten van open bodemenergiesystemen worden bijvoorbeeld soms bewust schuin geboord om verder uit elkaar te liggen dan aan het maaiveld mogelijk is. Bij bemalingen is vaak spraken van een horizontaal filter.
Zoals aangegeven in de Catalogus Grondwatergebruik (paragraaf 3.4.11) moet bij filtertype geregistreerd worden of het een verticaal filter betreft of een niet-verticaal filter. Zowel schuin als horizontaal aangelegde filters behoren tot deze laatste categorie.
Niet-verticale filters worden met een punt- of lijngeometrie geregistreerd: de horizontale filters met een lijngeometrie zodat de ligging van het filter in het horizontale vlak duidelijk is.
Bij een schuin geboord filter wordt minimaal een puntgeometrie geregistreerd zodat in elk geval duidelijk is dat de bovenkant van het filter niet op dezelfde locatie in het platte vlak ligt als de put. Bij voorkeur wordt ook een schuin geboord filter als lijngeometrie geregistreerd waarbij de lijn de projectie van het filter in het platte vlak representeert.
De bronhouder van de gegevens van openbare drinkwatervoorzieningen heeft de mogelijkheid om zowel de geometrie (x-y-locatie) als de put- en filterdiepte van de afzonderlijke drinkwaterputten als ‘niet openbaar’ te registreren.
Er zijn situaties waarbij er als het ware sprake is van een ‘dynamische’ bronbemaling. Zo zal een bouw-bronbemaling meerdere malen verplaatst worden in het veld. De vraag is dan hoe zo’n verplaatsing geregistreerd moet worden.
Als binnen de beschikking het hele (voortschrijdende) traject vergund is, dan valt het registreren van de verplaatsing onder de materiële geschiedenis van die bronbemaling. Eerst zal bij de gegevens van de bronbemaling de oude locatie een einddatum moeten krijgen, daarna volgt een begindatum met de nieuwe locatie van die bronbemaling.
Als een bemalingsproject is opgedeeld in meerdere vergunningen, dan worden de verschillende deeltrajecten van de bronbemalingen geregistreerd per vergunning zoals hierboven is beschreven.
Het ligt eraan of deze bemaling is opgedeeld in 1 of meerdere vergunningen, zie vraag ‘Hoe moet je de verplaatsing van een bronbemaling in het veld registreren in de BRO’.
In de Catalogus Grondwatergebruiksysteem in paragraaf 3.4.3 wordt dat op onderstaande manier uitgelegd Per ‘recht tot grondwatergebruik’ is er dus sprake van 1 registratie, dus 1 Grondwatergebruiksysteem. Maar wordt er bijvoorbeeld per vergunning (Grondwatergebruiksysteem) in verschillende segmenten onttrekkingshoeveelheden gemeten en gerapporteerd aan bevoegd gezag? Dan is dat een reden om verschillende installaties binnen een Grondwatergebruiksysteem te onderscheiden. Per installatie kunnen er dan 1 of meerdere bronnen (putten) met filters worden geregistreerd, ieder met hun eigen geometrie.
Niet altijd zijn bij de meldingen van een grondwateronttrekking de hoeveelheden grondwatergebruik bekend. Als die afspraken of voorschriften er niet zijn tussen de onttrekker en het bevoegd gezag of handhaver, dan is het ook niet mogelijk om die gegevens te registreren in de BRO. In dat geval is het niet mogelijk om gegevens voor een Grondwaterproductiedossier aan te leveren.
Het kan voorkomen dat er wijzigingen komen in de vergunning van een grondwateronttrekking. Dat betekent dat er wijzigingen zijn in de materiële geschiedenis van een geregistreerd Grondwatergebruiksysteem. Zo kan er een aanpassing zijn in de maximale putcapaciteit, er wordt een extra put toegevoegd aan de installatie of er worden bijvoorbeeld bepaalde putten en installaties buiten werking gesteld. In de bijlage van de Catalogus Grondwatergebruiksysteem zijn deze scenario’s uitgewerkt en de verschillende berichten/ brondocumenten worden beschreven in de GUF berichtencatalogus innamewebservice.
In de BRO wordt de algemene term ‘Inbrengen’ gehanteerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen infiltreren (met als doel om op later moment weer te onttrekken), retourneren (bijvoorbeeld bij een open bodemenergiesysteem ofwel OBES) en lozen (buiten scope). Het LGR is hierop aangepast, waardoor de termen en definities nu geharmoniseerd zijn.
Ja, een van de gegevens van een Grondwatergebruiksysteem in de BRO is of het onttrokken grondwater gebruikt wordt voor menselijke consumptie.
Het gegeven menselijke consumptie geeft aan of het onttrokken water of een deel daarvan onbehandeld of na behandeling bestemd is voor drinken, koken, voedselbereiding of andere huishoudelijke doeleinden.
Ook als (een deel van) het onttrokken water wordt gebruikt in levensmiddelenbedrijven voor de vervaardiging, de behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde producten of stoffen, wordt bij dit attribuut ja geregistreerd. Het gebruik van grondwater voor deze specifieke toepassingen, is gebonden aan specifieke wetgeving zoals de Europese drinkwaterrichtlijn, wet op voedsel en waren autoriteit.
Staan die historische gegevens al in het LGR, dan hoef je niets te doen. Alle historische gegevens die al in het Landelijk Grondwaterregister (LGR) zijn geregistreerd, worden de komende 2 jaar in overleg met het bevoegde gezag geborgd in de BRO. Voordat dat echter mogelijk is moeten die gegevens gecontroleerd en zo nodig gecorrigeerd en aangevuld worden, zodat ze voldoen aan de BRO-standaard. Het controleren en aanvullen van die gegevens is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Het LGR faciliteert vervolgens bij het (in bulk) verwerken van de correcties.
Dat hoeft niet. Het is niet verplicht om de geometrie van historische gegevens aan te passen. Het is echter wel wenselijk om kennis te hebben van deze gegevens en daarom is het mogelijk om dit te registreren.
In het IMBRO/A regime is hiermee rekening gehouden. Dit wordt uitgelegd in paragraaf 3.6 van de catalogus Grondwatergebruiksysteem. Daar staat dat bij gesloten bodemenergiesystemen de geometrie van elke individuele bodemlus geregistreerd wordt in de Basisregistratie Ondergrond. In het verleden is echter niet voor elke individuele bodemlus een locatie vastgelegd. Veelal werd tot 6 lussen de geometrie van de afzonderlijke lussen geregistreerd. Bij een systeem met meer bodemlussen werd alleen het middelpunt van het gehele systeem geregistreerd. Bij het IMBRO/A kwaliteitsregime is het daarom niet verplicht bij elke individuele bodemlus een geometrie te registreren. Het attribuut groep lussen geeft het onderscheid aan tussen individuele bodemlussen en groepen van bodemlussen, die ook als een punt zichtbaar zijn. Staat bij dit attribuut ja, dan is sprake van meerdere lussen. Is er nee geregistreerd, dan is er sprake van één individuele bodemlus. Wanneer er onbekend is geregistreerd, is het niet bekend of het een individuele bodemlus of een groep betreft. Het is ook mogelijk dat uit de historische gegevens niet eenduidig af te leiden is of het meerdere lussen betreft. Voor historische gegevens is het dus niet nodig om alsnog de geometrie van die bodemlussen aan te passen. Als de gegevens er wel zijn, dan kan het uiteraard wel. Vanwege het belang van de lussen, is het mogelijk om dat te registreren.
Net als bij alle andere registratieobjecten, gaat een eventuele terugmelding naar de hoofdcontactpersoon van de bronhouder. Dus als iemand twijfelt aan de juistheid van gegevens in de BRO, dan kan een terugmelding gedaan worden. Na toetsing stuurt TNO de terugmelding via een e-mailbericht naar de hoofdcontactpersoon van de bronhouder. De bronhouder moet de terugmelding dan onderzoeken (wettelijke termijn is 16 weken). Weet je niet wie bij jouw organisatie geregistreerd staat als hoofdcontactpersoon van de BRO of wil je het aanpassen? Bel of mail de Servicedesk.
Als op basis van de terugmelding een aanpassing nodig is van de gegevens van Grondwatergebruik, dan kan het bevoegd gezag dat aanpassen in het LGR waarna de gecorrigeerde gegevens weer automatisch aan de BRO doorgestuurd worden.
Gegevens die na 1 juli 2022 zijn aangeleverd bij het Landelijk Grondwater Register (LGR) worden uiteraard doorgeleverd aan de BRO. Dit is zichtbaar in de BRO, zodra de koppeling tussen het LGR en de BRO gereed is. Je hoeft daar verder niets voor te doen; dit regelt het LGR. Alle gegevens die vanaf 1 juli 2022 zijn opgeslagen in het LGR worden op het moment dat de koppeling operationeel is, met terugwerkende kracht tot 1 juli 2022 aan de BRO geleverd. Dus als je zorgt dat je gegevens van Grondwatergebruik worden aangeleverd bij het LGR, dan zorgt de LGR dat het in de BRO komt.
Je kunt gegevens van Grondwatergebruiksystemen (GUF) en Grondwaterproductiedossiers (GPD) via BROloket downloaden. Maak dan een selectie van bijvoorbeeld het gebied waarvan je de gegevens wilt bestellen. Je krijgt dan een xml-bestand met de betreffende gegevens. Je kunt op het BROloket maximaal 5.000 objecten tegelijk downloaden. Wil je van een groter gebied, bijvoorbeeld heel Nederland, alle grondwatergebruiksgegevens downloaden? Je kunt deze gegevens opvragen via de REST-services (API) en PDOK biedt daar ook mogelijkheden voor.
Dat klopt. Vanuit het Landelijk Register Grondwatergebruik (LGR) worden meer gegevens van Grondwatergebruiksystemen (GUF) en Grondwaterproductiedossiers (GPD) aangeleverd dan dat je direct ziet op BROloket. Als je de gegevens ophaalt via de download of via REST-services, dan krijg je meer. Wil je bepaalde gegevens het liefst gelijk al zichtbaar hebben op BROloket? Laat je wens horen en dien een wijzigingsverzoek in.