Grondwatergebruik
Als een boring wordt gedaan voor de aanleg van een gesloten bodemenergiesysteem (GBES), open bodemenergiesysteem (OBES) of andere boring voor een grondwateronttrekking, dan moet die boring in principe ook door het betrokken bevoegd gezag geregistreerd worden onder het registratieobject Booronderzoek (BHR). De meeste boormonsterbeschrijvingen van een GBES zijn dusdanig summier dat ze vallen onder toegepast geologisch booronderzoek (BHR-AG), dat voorlopig niet is opgenomen in de BRO. De boring kan dan niet geregistreerd worden in de BRO.
Vanaf 1 juli 2022 is het verplicht om gegevens die vallen onder het BRO-domein Grondwatergebruik aan te leveren. De preferente route hiervoor is dat de gegevens aangeleverd worden bij het Landelijke Grondwaterregister. Deze gegevens worden dan vanuit het LGR binnenkort automatisch doorgeleverd aan de BRO.
Historische gegevens, ofwel gegevens van voor de wettelijke ingangsdatum, die al bij het LGR zijn geregistreerd worden vanuit het LGR waar mogelijk omgezet naar de BRO-standaard en ook aangeleverd bij de BRO.
Heb je gegevens van voor de wettelijke ingangsdatum die nog niet zijn geregistreerd bij het LGR, dan kun je deze historische gegevens alsnog aanleveren bij het LGR. Hiervoor hebben we een paar tips:
- Als het gaat om gebruiksgegevens (jaaropgaven) dan is daarvoor al een uploadfaciliteit (spreadsheet) beschikbaar.
- Betreft het de gegevens van de inrichting van een Grondwatergebruiksysteem (GUF) dan is het beter om nog te wachten tot de uploadfaciliteit gereed is (deze wordt eind 2022/begin 2023 gebouwd). Zodra deze gereed is zal dit via de nieuwsbrief van het LGR en de gebruikersraad bekend worden gemaakt.
In alle gevallen is het handig om contact op te nemen met de landelijk beheerder van het LGR.
Het Landelijk Grondwater Register (LGR) blijft een apart register met grondwatergebruikgegevens, bedoeld voor de bevoegd gezagen. In dat register zitten bijvoorbeeld ook specifieke administratieve en financiële (heffings)gegevens van grondwateronttrekkingen. Een deel van de gegevens uit het LGR wordt via het LGR aangeleverd bij de BRO. Het gaat dan om gegevens die algemene hergebruikswaarde hebben. Het LGR wordt hiervoor aangepast.
De BRO zal dus worden gevoed vanuit het LGR wat betreft het domein Grondwatergebruik. De preferente route voor het aanleveren van deze gegevens aan de BRO is daarom het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
Voor het aanleveren van gegevens die vallen onder grondwatergebruik bestaat al langere tijd een goede ingang: het Landelijk Grondwater Register (LGR), dat in beheer is bij provincies. De applicatie ondersteunt de provincies, waterschappen en gemeenten bij het uitvoeren van de wettelijke taken rond het grondwaterbeheer en het opleggen van grondwaterheffingen. Dit register voedt ook de WKO-tool.
Vanaf 1 juli 2022 kan iedere bronhouder BRO-gegevens voor het domein Grondwatergebruik: Grondwatergebruiksysteem (GUF) en Grondwaterproductiedossier (GPD) invoeren via het LGR. Via het LGR komen de BRO-plichtige gegevens in de Landelijke Voorziening van de BRO. We hebben de belangrijkste punten op een rij gezet: wat is handig om te weten over het LGR.
De gegevens kunnen ook via het BRO Bronhouderportaal ingevoerd worden, maar ze worden dan niet automatisch opgenomen in de WKO-tool.
Nee, dat hoeft niet. Voor het aanleveren van gegevens van het domein Grondwatergebruik is het Landelijk Grondwaterregister, het LGR, de preferente route. Je hoeft dan in het Bronhouderportaal verder niets te doen; ook niet als het gaat om machtigen of controleren van gegevens. De gegevens die in het LGR staan, worden binnenkort automatisch doorgeleverd naar de LV BRO.
Beide registratieobjecten van het BRO-domein Grondwatergebruik kunnen via het LGR aangeleverd worden bij de BRO. Dat zijn dus de gegevens van Grondwatergebruiksysteem en waar van toepassing ook gegevens van Grondwaterproductiedossiers.
Bij het registratieobject Grondwatergebruiksysteem worden de gegevens van de constructie geregistreerd. Wat betreft het registratieobject Grondwaterproductiedossiers worden de gegevens van grondwateronttrekkingen geregistreerd (verpompte hoeveelheden per maand, kwartaal of jaar). Bij bodemenergiesystemen wordt daarbij ook nog onderscheid gemaakt in warmte en koude. Deze hoeveelheden worden na afloop van het kalenderjaar via een jaaropgaveformulier in het LGR geregistreerd. Daarna worden deze gegevens automatisch doorgeleverd aan de BRO.
De gegevens van individuele lussen van gesloten bodemenergiesystemen (GBES) moeten geregistreerd worden in de BRO. Dat geldt zowel voor de horizontale en verticale lussen als korven.
Dat betekent dat meerdere coördinaten van de constructie vastgelegd moeten worden In de BRO als het gaat om een horizontale lus of een korf. Bij een verticale lus worden alleen de coördinaten van in- en uittredende buizen vastgelegd.
Voorheen werden de lussen van een GBES in het LGR geregistreerd met een punt. Dit is gewijzigd met de komst van de BRO vanwege het belang van het registeren van de lussen. Er is in het LGR een extra faciliteit beschikbaar in de vorm van een (verzamel)spreadsheet om het invoeren van deze gegevens in het LGR te vereenvoudigen. Hoewel het niet verplicht is om de geometrie van historische gegevens op dit punt aan te vullen, is het wel wenselijk om kennis te hebben van deze gegevens en ze dus te registreren in de BRO. Zie toelichting bij de vraag 'In het verleden is niet voor elke individuele bodemlus een locatie vastgelegd, moet ik dan alsnog de geometrie voor de BRO aanpassen?’
Bij een gerealiseerde put wordt van alle afzonderlijke filters een aantal kenmerken geregistreerd in de BRO. Dat geldt dus ook voor bronbemalingen. Soms zijn deze gegevens niet bekend bij de melding. Zijn ze wel bekend, dan moeten ze geregistreerd worden.
Naast de onder- en bovenkant van een filter, wordt ook geregistreerd of de filters verticaal, horizontaal of schuin zijn geplaatst. De putten van open bodemenergiesystemen worden bijvoorbeeld soms bewust schuin geboord om verder uit elkaar te liggen dan aan het maaiveld mogelijk is. Bij bemalingen is vaak spraken van een horizontaal filter.
Zoals aangegeven in de Catalogus Grondwatergebruik (paragraaf 3.4.11) moet bij filtertype geregistreerd worden of het een verticaal filter betreft of een niet-verticaal filter. Zowel schuin als horizontaal aangelegde filters behoren tot deze laatste categorie.
Niet-verticale filters worden met een punt- of lijngeometrie geregistreerd: de horizontale filters met een lijngeometrie zodat de ligging van het filter in het horizontale vlak duidelijk is.
Bij een schuin geboord filter wordt minimaal een puntgeometrie geregistreerd zodat in elk geval duidelijk is dat de bovenkant van het filter niet op dezelfde locatie in het platte vlak ligt als de put. Bij voorkeur wordt ook een schuin geboord filter als lijngeometrie geregistreerd waarbij de lijn de projectie van het filter in het platte vlak representeert.
De bronhouder van de gegevens van openbare drinkwatervoorzieningen heeft de mogelijkheid om zowel de geometrie (x-y-locatie) als de put- en filterdiepte van de afzonderlijke drinkwaterputten als ‘niet openbaar’ te registreren.
Er zijn situaties waarbij er als het ware sprake is van een ‘dynamische’ bronbemaling. Zo zal een bouw-bronbemaling meerdere malen verplaatst worden in het veld. De vraag is dan hoe zo’n verplaatsing geregistreerd moet worden.
Als binnen de beschikking het hele (voortschrijdende) traject vergund is, dan valt het registreren van de verplaatsing onder de materiële geschiedenis van die bronbemaling. Eerst zal bij de gegevens van de bronbemaling de oude locatie een einddatum moeten krijgen, daarna volgt een begindatum met de nieuwe locatie van die bronbemaling.
Als een bemalingsproject is opgedeeld in meerdere vergunningen, dan worden de verschillende deeltrajecten van de bronbemalingen geregistreerd per vergunning zoals hierboven is beschreven.