Veelgestelde vragen: inhoud van de BRO
De BRO bevat gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond. De BRO wordt geordend op basis van zogeheten ‘registratieobjecten’. In de BRO komen vooralsnog 28 registratieobjecten. De basis voor deze selectie is in 2013 door de toenmalige stuurgroep BRO gemaakt. Door gewijzigde inzichten kan het aantal registratieobjecten in de tijd licht variëren. De precieze omschrijving komt per tranche in het Besluit bro, wat vervolgens verder wordt uitgewerkt in de BRO-catalogi en de BRO-standaarden.
Zie ook: registratieobjecten
Deze worden niet in de BRO opgenomen. De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn erop voorbereid om dergelijke gegevens te gaan registreren. Ook objecten als damwanden en funderingen vallen niet onder de BRO, evenmin als boomwortels, ondergrondse vuilcontainers, en dergelijke.
Nee, kabels en leidingen worden (op aanvraag) door hun beheerders beschikbaar gesteld via KLIC (op basis van de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Infrastructuur, WION). Meer informatie hierover op de website van het Kadaster.
Binnen de BRO wordt de ondergrond gedefinieerd als de ruimte tussen het maaiveld en de aardkern. In de praktijk betreft dit een maximale diepte waarop nog menselijke activiteiten uitgevoerd worden of uitgevoerd kunnen worden. We onderscheiden hier:
- ‘ondiepe ondergrond’: de bovenste laag, direct onder het maaiveld met name voor bodemgegevens
- ‘diepe ondergrond’: waar geologische gegevens van worden verzameld, mijnbouwwetvergunningen van toepassing zijn, etc.
- ’Onder maaiveld’: moet worden gelezen als het oorspronkelijk (ontworpen) profiel. Tijdelijke afgravingen en ophogingen vallen buiten de werkingssfeer van de BRO.
De gegevens van Milieukwaliteit maken deel uit van Fase 2 van de BRO. De eerste concrete stappen zijn hiervoor al gezet.
Voor archeologische gegevens blijft ARCHIS van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed dé bron voor archeologische informatie.
Bodemverontreinigingssituaties vallen niet onder de BRO zoals die in eerste instantie was voorzien. Ondertussen zijn er stappen gezet om gegevens van milieukwaliteit toe te voegen aan de BRO.
In december 2018 heeft de Tweede Kamer de motie Ronnes-Van Gerven aangenomen, waarin aan de Kamer de regering verzoekt om ‘informatie over bodemverontreiniging in de Basisregistratie Ondergrond op te nemen’. Hiervoor is onderzoek gedaan om de Minister te adviseren. Vervolgens heeft de Minister in 2021 een brief aan de Kamer gestuurd om bodemverontreinigingen op te nemen in de Basisregistratie Ondergrond. Er heeft inmiddels ook besluitvorming plaatsgevonden over financiering en uitbreiding van de BRO met milieuhygienische informatie.
Lees hier de actuele kamerbrief IenW: Budget voor Bodemverontreiniging BRO en de stappen die nu worden gezet om gegevens van milieukwaliteit aan de BRO toe te voegen.
Nee, in elk geval nog niet in BRO fase 1. Indien hier breed behoefte aan is, kan dit door belanghebbenden aan de Projectstuurgroep BRO worden gemeld, die dan kan besluiten om te onderzoeken of deze gegevens op enig moment in de BRO meegenomen zouden kunnen worden.
De ondergrond van het Nederlandse deel van het continentaal plat, de Noordzee, valt geheel onder de BRO. Hiervoor zijn diverse onderdelen van de ministeries van IenW en EZ verantwoordelijk. Meer informatie is te vinden op het noordzeeloket.nl. Maritieme of offshore gegevens moeten dus ook aangeleverd worden bij de BRO.
Eigenlijk zijn ‘archiefgegevens’ of ‘historische gegevens’ gegevens van voor de invoering van de BRO. Dus voor de wettelijke ingangsdatum van dat specifieke registratieobject. De BRO stelt het aanleveren van deze ‘archiefgegevens’ niet verplicht, maar steeds meer bronhouders maken de afweging om deze gegevens toch in de BRO te registreren Zo zijn de gegevens éénduidig vastgelegd en beschikbaar voor meervoudig gebruik. Ook zijn alle gegevens dan op 1 plek aanwezig.
NB Bij de BRO zijn er ook registratieobjecten met ‘materiele of formele geschiedenis’. Dit is dus wat anders dan archiefgegevens. In de Handreiking aanleveren BRO-gegevens wordt dit uitgelegd.
Een andere nuancering is van toepassing bij het registratieobject Grondwatermonitoringput. Een put kan in de jaren 90 al ingericht zijn. Als nog actief geme ten wordt in die put, dan valt zo’n put niet onder archiefgegevens en is men verplicht om die put te registreren in de BRO. Dat geldt is ook van toepassing in het domein Grondwatergebruik. Al is een Grondwaterproductiesysteem gerealiseerd voor de invoering van de wet Bro: als het systeem (nog) in gebruik is, is er een Grondwaterproductiedossier en moeten de gegevens van die registratieobjecten aangeleverd worden. Het gevolg hiervan is dat het Grondwatergebruiksysteem ook geregistreerd moet worden, ook al is het Grondwatergebruiksysteem voor de invoering van de wet geplaatst.
Tot slot nog twee tips:
- Wil je archiefgegevens aanleveren, maar zijn niet alle gegevens bekend die je moet aanleveren volgens de BRO-richtlijnen? Dat is begrijpelijk; de BRO was er immers nog niet toen de gegevens ingewonnen werden. Speciaal voor die gegevens geldt het soepelere kwaliteitsregime IMBRO/A, waarbij bepaalde gegevens weggelaten mogen worden of ingevuld met waarde = onbekend. In de catalogus van het registratieobject lees je om welke gegevens het gaat.
- Voordat je een grote levering met archiefgegevens klaarzet in het Bronhouderportaal, vragen we je om vooraf de Servicedesk te bellen.
De BRO is in elk geval authentiek waar het gaat om het verplicht gebruik van gegevens door een bestuursorgaan, als het bij de vervulling van zijn publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat in de BRO zit. De BRO is ook authentiek in de zin dat de gegevens kwalitatief zijn gegarandeerd en zonder nader onderzoek kunnen worden gebruikt. Er is wel één nuance op het verplicht gebruik. Voor registratieobjecten van de categorie verkenningen (sonderingen, boringen) is de gebruiker wel verplicht om de BRO te raadplegen, maar hij moet zelf, op basis van kennis en ervaring, beoordelen of hergebruik van BRO-gegevens realistisch is.
Bij verkenningen kunnen de gegevens in de BRO verouderd zijn, of net iets te veraf liggen van de plek waar men iets wil weten. Hierdoor kan men genoodzaakt zijn om toch zelf nieuwe gegevens te gaan inwinnen. Het authentieke karakter van de BRO is voor deze gegevens dus minder absoluut dan dat van bijvoorbeeld de Basisregistratie Personen of de Basisregistratie Adressen en Gebouwen.
Ja, een bestuursorgaan moet de gegevens uit een model raadplegen, als het bij de vervulling van zijn publiekrechtelijke taak een gegeven nodig heeft dat in dit model zit. Ook hier geldt dat het absolute karakter minder absoluut is, omdat een model immers een interpretatie van gemeten gegevens is. Als het bestuursorgaan met de gegevens uit het model zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren kan vervullen, geldt geen gebruiksplicht.
De gedetailleerde modellering wordt per registratieobject door het Programmabureau BRO en TNO in samenwerking met de stakeholders gemaakt en gepubliceerd in de catalogi.
Deze zijn te vinden bij de registratieobjecten waarvoor ze gemaakt zijn.
Ja, zij het dat dat elektronische documenten zijn. De specificaties zijn uitgewerkt in de Globale Systeem Architectuur en de Project Start Architectuur.
Zie:Architectuur BRO.
Een catalogus beschrijft welke gegevens over een registratieobject in de BRO zijn opgeslagen. Dit is de standaard voor de BRO. De catalogus vormt de basis voor de andere beschrijvende documenten. In de catalogus staan de definities van de gegevens van het registratieobject, de entiteiten en attributen. Ook bevat de catalogus een praktische uitleg over het registratieobject. Het document is bedoeld voor alle gebruikers van de BRO.
Een berichtencatalogus is de technische vertaalslag van de catalogus voor software-experts. Met de berichtencatalogus is het mogelijk de BRO-gegevens op de juiste technisch inhoudelijke wijze aan te leveren bij het Bronhouderportaal als XML-bestand of op te vragen bij de webservices.
De juridische catalogus is de versie zoals die is opgenomen in de Regeling Basisregistratie Ondergrond. In de gebruiksvriendelijke versie is 'clickable' en er zijn toelichtende hoofdstukken opgenomen, bijvoorbeeld over het referentiestelsel en het kwaliteitsregiem. Niet van alle catalogi is een gebruiksvriendelijke versie beschikbaar. Bekijk in de BRO Productomgeving bij het registratieobject wat beschikbaar is.