Grondwater algemeen
Diverse bestuursorganen monitoren de grondwaterstand of grondwaterkwaliteit in hun beheersgebied om het beheer van grondwater goed te kunnen uitvoeren. Deze meetgegevens, die inzicht bieden in de toestand van het grondwater, vallen onder het domein Grondwatermonitoring.
Onder het domein Grondwatergebruik vallen alle onttrekkings- en infiltratie-inrichtingen die met een vergunning gerealiseerd zijn. Het wettelijk kader hierbij is de Waterwet. Daarin is de vergunnings- en meldingsplicht geregeld. Vanaf 2022 wordt dat de Omgevingswet. Ook de meer indirecte vormen horen bij dit domein: het gebruik van de warmtecapaciteit van het grondwater. Dus ook onttrekkingen voor drinkwater, bluswater, veedrenking, beregening, proceswater, koelwater, bronbemaling, bodem en of grondwatersanering en peilgestuurde drainage-met pomp horen bij het domein Grondwatergebruik.
Het wettelijk kader voor de zogenaamde open bodemenergiesystemen is de Waterwet. Voor gesloten bodemenergiesystemen geldt momenteel het Activiteitenbesluit (gebaseerd op Wet milieubeheer) en het Besluit lozen buiten inrichtingen (gebaseerd op Wet milieubeheer en Wet bodembescherming).
Ook gegevens van milieukwaliteitsinformatie worden opgenomen in de BRO. Dit valt onder BRO Fase 2. Milieuhygiënisch onderzoek valt daarom niet onder grondwatersamenstellingsonderzoek, dat per 1 januari 2021 aangeleverd kan worden. Dus monitoringnetten van milieuhygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, vallen onder de gegevens van Milieukwaliteit.
Jij wilt bijvoorbeeld een grondwatermonitoringput, brandput, onttrekkingsput, WKO-installatie of iets anders maken. Hiervoor moet je een buis of andere technische onderdelen in de ondergrond plaatsen. Dat is de constructie.
Om zo’n constructie in de ondergrond te plaatsen is in de meeste gevallen een boorgat nodig. De onderzoeksgegevens van de grond uit dat boorgat die (naast de bestaande informatie uit de BRO) inzicht bieden in de opbouw van de ondergrond ter plaatse (zoals een boorbeschrijving), vallen onder booronderzoek. Met die gegevens kan de constructie zo goed mogelijk en volgens voorschriften worden ingericht.
Als extra informatie over de ondergrond nodig is, maak je afhankelijk van wat jij precies wilt weten een keuze uit een bepaald soort booronderzoek oftewel het vakgebied.
De gegevens van de constructies zelf vallen onder andere registratieobjecten: grondwatermonitoringput (GMW) en grondwatergebruiksysteem (GUF). De constructie en het booronderzoek zijn in de BRO dus 2 verschillende objecten die afzonderlijk opgenomen worden.
Bij een grondwatergebruiksysteem (GUF) kan bij het registreren van de gegevens een koppeling gemaakt worden tussen het systeem en het booronderzoek dat daarbij hoort. Bij de grondwatermonitoringput (GMW) kan dat nog niet, maar mogelijk komt dat bij een nieuwe release van de standaard.
De verantwoordelijkheid over de te registreren putgegevens (GMW) en meetgegevens (GLD of GAR) zijn bij de BRO gescheiden. Elk registratieobject heeft dus een eigen bronhouder. Dit is dus anders dan in DINO of bij eigen lokale systemen met grondwatergegevens.
Bij de BRO heeft een grondwatermonitoringput een bronhouder en los daarvan hebben de meetgegevens, zoals grondwaterstandonderzoek of grondwatersamenstellingsonderzoek (GLD of GAR) ook een bronhouder. Natuurlijk kan het wel dezelfde bronhouder zijn, maar dat hoeft niet zo te zijn.
In de praktijk komt het voor dat een bestuursorgaan grondwaterstanden meet in een put van een andere organisatie. De gegevens van de standen hebben dan een andere bronhouder (en vaak ook een andere dataleverancier) dan de grondwatermonitoringput. Er moet dus voorkomen worden dat een put dubbel geregistreerd wordt.
De bronhouder van de grondwaterstanden of grondwaterkwaliteitsgegevens hoeft alleen maar te verwijzen naar het BRO-ID van de put waar de gegevens bij horen. Dit is ook een aandachtspunt bij het aanleveren van historische gegevens aan de BRO. Heb je vragen hierover? Neem dan contact op met de BRO Servicedesk.
Als een bronhouder in een put van een andere bronhouder metingen uitvoert, wordt bij de BRO niet gecontroleerd of die bronhouder toestemming heeft om in die put te mogen meten en om die gegevens te mogen aanleveren aan de BRO. Er hoeft dus door die bronhouder niks gemachtigd te worden in het Bronhouderportaal; het machtigen in de BRO heeft immers niets van doen met het recht om te meten in een put. Afspraken en afstemming daarover is aan de betreffende bronhouders. Een machtiging in het Bronhouderportaal betekent alleen dat een dataleverancier voor een bronhouder de gegevens mag klaarzetten.
Het komt ook voor dat 2 organisaties (bestuursorganen) allebei tegelijkertijd de behoefte hebben om in dezelfde put op een bepaalde diepte te meten. Dit kan gaan over grondwaterstanden of een onderzoek naar de grondwatersamenstelling. Het mooie is dat de BRO het mogelijk maakt om elkaars onderzoeksgegevens te gebruiken. Het is dan slim om vooraf even overleg met elkaar te hebben. Op die manier voorkom je dubbel onderzoek en dus ook dubbele registratie van hetzelfde onderzoek.
Er is een REST-uitgifteservice waarmee dit mogelijk is. Via een API-koppeling kun je op die manier deze gegevens in 1x opvragen. Je hoeft dan dus niet per registratieobject aan te sluiten op de REST-uitgifteservice en zelf alle gegevens die horen bij de putten te combineren. Je kunt nu in 1x via de REST-uitgifteservice de gegevens opvragen en in samenhang zien. Van een grondwatermonitoringput (GMW) kun je dan zien of de put deel uitmaakt van een grondwatermonitoringnet (GMN) en of deze put een grondwaterstandonderzoek (GLD) en/of grondwatersamenstellingsonderzoek (GAR) en/of Formatieweerstandonderzoek (FRD) bevat.
Een andere manier om geautomatiseerd gegevens op te vragen is via SOAP webservices.