Veelgestelde vragen: bronhouderschap en leveringsplicht
Ja, deze verplichting geldt voor alle bestuursorganen. De verplichting geldt voor gegevens die in het Besluit Bro (per tranche) staat vermeld. Bekijk ook deze voorbeelden van leveringsplicht met verschillende voorbeeldsituaties, zoals een consortium, samenwerkingsverband en meer.
De eerste stap is het aanstellen van een BRO-coördinator. Je kunt namelijk pas aan de slag als er afspraken zijn gemaakt over mensen en middelen die nodig zijn voor de implementatie van de BRO. In veel overheden regelt het management dit. Gebruik daarbij de Implementatie Checklist (pdf, 561 kB) als handige leidraad en pas contracten aan. Kijk vooral ook bij buurgemeenten en leer van elkaar. Zoek bijvoorbeeld inspiratie voor jullie aanpak bij de praktijkverhalen op de site, zoals van HLT Samen.
Met de invoering van de Wet Basisregistratie ondergrond worden in de toekomst vele bodemgegevens via de Basisregistratie ondergrond (BRO) openbaar toegankelijk en kunnen deze worden benut voor toekomstige bouwprojecten. Dat is de kracht van de BRO. Je bent wettelijk verplicht om gegevens van de ondergrond aan te leveren. Hoe zit het met aansprakelijkheid? Op de site vind je daarover extra informatie.
Als er schade (bijvoorbeeld door verzakking) ontstaat die mogelijk een gevolg is van onjuiste gegevens in de BRO, is het aan de rechter om op basis van wet- en regelgeving, de schade en de omstandigheden te oordelen over de gevolgen. Kwesties als de zorgplicht en zorgvuldigheid spelen daarbij een rol. Een algemene regel in dit soort zaken is dat, als iemand aan alle redelijk te verwachten zorgvuldigheidseisen heeft voldaan, de aansprakelijkheid beperkt zal zijn. De oorzaak van de fout speelt uiteraard een rol, maar belangrijker nog is of de fout verwijtbaar is aan de aannemer of de bronhouder, dus of processen en contracten voldoende adequaat zijn ingericht.
In zijn algemeenheid kan dan ook geen voorspelling worden gegeven van de gevolgen van het gebruik van onjuiste gegevens. Zeker omdat er nog geen jurisprudentie is over BRO-gerelateerde situaties. In vergelijkbare jurisprudentie is te lezen dat de rechter altijd de verschillende omstandigheden zorgvuldig afweegt. Het onderzoek van Croon en Partners gaat hier verder op in.
Als gemeenten samen een opdracht verstrekken, moeten de gemeenten zelf een keuze maken wie van hen optreedt als bronhouder en de gegevens aanlevert aan de BRO. Het is niet de bedoeling dat beide gemeenten dezelfde sondeergegevens aanleveren aan de BRO. Er kan maar één gemeente het bronhouderschap op zich nemen.
Als overheden samenwerken of bijvoorbeeld subsidieverstrekker zijn, is soms niet meteen duidelijk wie de plicht heeft BRO-gegevens aan te leveren. Bekijk ook deze voorbeeldsituaties.
Ja, dat is mogelijk. De bronhouder blijft verantwoordelijk, maar kan het aanleveren uitbesteden door in het Bronhouderportaal een gegevensleverancier, zoals een sondeer- of boorbedrijf, te machtigen om gegevens aan te leveren.
Zie ook: Bronhouderportaal.
In navolging van INSPIRE heeft de Wet BRO voorgeschreven dat brondocumenten binnen twintig werkdagen aan de Minister (lees: de Landelijke Voorziening BRO) moeten worden geleverd. Het adagium van INSPIRE is namelijk om 'zo snel mogelijk zo compleet mogelijk' te zijn. De twintigdagentermijn loopt vanaf het moment dat een brondocument voldoet aan de wettelijke standaard. Vanaf dat moment zijn er 20 werkdagen (ongeveer 4 weken) om het brondocument aan te leveren aan het Bronhouderportaal en door te leveren aan de landelijke voorziening. Voor het berekenen van deze datum kan de 'rapportagedatum' uit de catalogus worden gehanteerd.
Het Programmabureau zal per registratieobject een statistische analyse uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de praktische uitwerking van deze termijn. Uiteindelijk wordt verwacht dat de verschillende registratieobjecten andere uitwerking kennen.
Nee, de verplichte aanlevering geldt uitsluitend voor nieuwe gegevens vanaf het moment van de inwerkingtreding van tranche 1 van de BRO in 2018. Archieven blijven buiten beschouwing. Dit is dus anders dan bijvoorbeeld BAG of BGT, waar alle bestaande registraties naar de nieuwe basisregistraties geconverteerd zijn. Let wel: voor concrete objecten (bijv. vergunningen, grondwatermonitoringputten) geldt dat alle actuele objecten moeten worden geleverd.
De BRO regelt uitsluitend de verplichte aanlevering van gegevens aan de Landelijke Voorziening die de bronhouders op grond van bestaande werkprocessen in bezit hebben en/of krijgen. De BRO voegt hier geen extra gegevens aan toe.
Nee, dat is niet mogelijk. De wet beperkt levering tot bestuursorganen, met de bijbehorende verantwoordelijkheid.
Er is wel een indirecte mogelijkheid: een bestuursorgaan neemt de verantwoordelijkheid voor bepaalde gegevens van derden (bijv. een waterbedrijf) over en machtigt die derde om gegevens aan (het Bronhouderportaal) BRO te leveren. De derde partij is dan een dataleverancier.
De wet Bro beperkt verplichting van levering van BRO-data voorlopig tot bestuursorganen, met de bijbehorende verantwoordelijkheid. Er zijn twee situaties denkbaar: 1. Gaat het om gebiedsontwikkeling in opdracht van de gemeente? Dan moeten in de anterieure overeenkomst afspraken gemaakt worden met de projectontwikkelaar, zodat de gegevens onder bronhouderschap van de gemeente worden aangeleverd aan de BRO. 2. Is de gemeente niet de opdrachtgever, maar wordt het gebied daarna wel in beheer genomen door de gemeente, dan is het verstandig om afspraken te maken over de levering van gegevens (eventueel via de vergunning). Het zijn immers gegevens die dan later weer gebruikt kunnen worden. In dit laatste geval is de levering van gegevens door de projectontwikkelaar niet verplicht.
Bekijk ook deze voorbeelden over leveringsplicht op de site.
De BRO brengt geen verplichtingen voor burgers, bedrijfsleven of andere niet-bestuursorganen met zich mee. Het is wel mogelijk dat bijvoorbeeld het bedrijfsleven als opdrachtnemer van een bestuursorgaan invulling geeft aan de verplichtingen van dat bestuursorgaan, bijvoorbeeld door namens hem gegevens aan de BRO te leveren.
In principe niet. De ondergrondgegevens in vergunningsaanvragen voldoen in de regel niet aan de BRO-standaarden. Het ‘vertalen’ ervan naar de BRO-standaard zou een te grote lastenverzwaring voor bronhouders inhouden. Verder kan een bestuursorgaan niet zonder meer (in zijn rol als bronhouder) verantwoordelijkheid op zich nemen voor gegevens die in opdracht van, en uitgevoerd door, derde partijen zijn ingewonnen.
Voor grondwatermonitoringgegevens is op verzoek van betrokken partijen wel een bijzondere afspraak gemaakt. Als een provincie of waterschap (als bestuursorgaan) het wenselijk vindt dat dergelijke gegevens van bijvoorbeeld een waterwinbedrijf in de BRO worden opgenomen, dan kan zo’n bestuursorgaan als bronhouder optreden (met bijbehorende wettelijke verantwoordelijkheid) en het waterwinbedrijf aanwijzen als dataleverancier.
De Wet Bro schrijft voor dat bestuursorganen bepaalde ondergrondgegevens moeten leveren wanneer die ontstaan in het kader van uitvoering van werkzaamheden door of namens het bestuursorgaan. Die leveringsplicht geldt vanaf de datum van ingang van de aanwijzing van het type gegeven. Dus: vanaf 1 januari 2018 is het verplicht om nieuwe sonderingen en boringen aan te leveren, vanaf 1-1-2020 bepaalde typen bodemonderzoek en vanaf 1-1-2021 grondwaterobjecten.
Levering van gelijksoortige objecten van vóór de wettelijke ingangsdatum is niet verplicht, sterker nog: de wet voorziet er niet in.
De enige uitzondering vormen gegevens van objecten die op de ingangsdatum ‘actueel’ waren en nog zijn: een grondwaterput die in bijv. 2012 is gebouwd maar op de ingangsdatum Bro (1-1-2018) nog in gebruik was, moet wél worden geleverd. Hij moet dan volgens de standaarden worden aangeleverd. Ook grondwaterstanden van vóór 2021 moeten geleverd worden als zij deel uitmaken van een lopende reeks standmetingen die dóórloopt na 1-1-2021.
Een grondonderzoek van vóór 2018 is niet meer actueel (want na monstername kan de situatie wel veranderd zijn en dat is niet bekend) en valt dus niet onder de uitzondering zoals hiervoor beschreven. Levering is dus niet verplicht en er zijn ook geen voornemens om die verplichting in te voeren. Nog los van het punt dat de hergebruikswaarde van dergelijke historische gegevens twijfelachtig is, zou levering achteraf heel veel werk betekenen voor bestuursorganen (‘oude’ gegevens zouden dan namelijk met terugwerkende kracht aan de BRO-standaard moeten worden aangepast) en dat wordt niet reëel geacht.
Bij een gemeentelijke herindeling, maar ook als twee waterschappen worden samengevoegd of twee andere rijksdiensten, zijn er aandachtspunten vanwege de BRO. Hieronder leggen we uit wat die punten zijn bij een herindeling van bestuursorganen aan de hand van een gemeentelijke herindeling.
Leverplicht
Bij een gemeentelijke herindeling wordt een gemeente opgeheven en ontstaat er een nieuwe gemeente met een nieuw Kamer van Koophandel nummer en Organisatie-identificatienummer (OIN). De voormalig gemeente is dan geen bronhouder meer. Het is voor die gemeente dan niet meer mogelijk om nog gegevens aan de BRO te leveren. De nieuwe gemeente heeft deze verplichting wel.
Bronhouderportaal
De gemeente die wordt opgeheven, dient alle lopende projecten in het bronhouderportaal te sluiten. Eventuele openstaande leveringen moeten nog goed,- of afgekeurd worden en verleende machtigingen moeten weer ingetrokken worden. De BRO Servicedesk kan u hierbij ondersteunen. De nieuwe gemeente zal een BRO-coördinator aan moeten stellen. Vervolgens wordt er een nieuw account aangemaakt voor de nieuwe gemeente. Om toegang te krijgen tot het nieuwe account, heeft de beheerder een eherkenning 2+ (of hoger) inlogmiddel nodig dat door de nieuwe gemeente gemachtigd is voor het bronhouderportaal. Het archief in het bronhouderportaal kan door de BRO Servicedesk eventueel van de oude gemeente overgedragen worden naar de nieuwe gemeente.
Reeds gedane leveringen aan de BRO
Heeft de gemeente al registratieobjecten in de BRO staan? Dan blijft de bronhouder van deze registratieobjecten de voormalig gemeente. Een uitzondering hierop zijn de grondwatermonitoringputten en de bijbehorende grondwaterstandonderzoeken. Dit zijn registratieobjecten die een geschiedenis opbouwen. Wanneer na de gemeentelijke herindeling nog gegevens ingewonnen worden in een grondwatermonitoringput, dan zal de bronhouder van dat registratieobject aangepast moeten worden naar de huidige situatie. Neem hiervoor contact op met de BRO Servicedesk.
Terugmeldingen
Een bronhouder is verplicht om terugmeldingen op de eigen registratieobjecten in behandeling te nemen. Bij het opheffen van een gemeente komt deze verplichting bij de nieuwe gemeente te liggen.
Het wijzigen van de dataleverancier kan alleen gedaan worden door een medewerker van de bronhouderorganisatie, die hiervoor contact moet opnemen met de Servicedesk. Wil je dit voor registratieobjecten in de BRO wijzigen en ben je geen bronhouder? Neem dan contact op met de betreffende bronhouder. De bronhouder kan vervolgens contact opnemen met de BRO Servicedesk en moet aangeven om welke BRO-ID’s het gaat en wie de nieuwe dataleverancier moet worden.
Met de komst van tranche 4 worden diverse registratieobjecten toegevoegd aan de BRO, maar niet al deze gegevens worden ingewonnen door jouw gemeente. In dit overzicht zie je met welke registratieobjecten je rekening moet houden bij jouw gemeente. In dat overzicht kun je doorklikken naar meer informatie over een registratieobject.