Grondwaterstandonderzoek
Ja, grondwaterstanden moeten onder meer geleverd worden als ze gedurende langere tijd, minstens één jaar, worden gemeten. Dus incidentele metingen en metingen over een korte tijdspanne (bijvoorbeeld monitoring tijdens de uitvoering van een project) vallen niet onder de BRO. En er zijn nog enkele andere situaties waarin grondwaterstandmetingen zullen moeten worden geleverd. De precieze specificaties staan in artikel 2.3.1 van het Besluit bro.
Voor een effectief gebruik van het BRO Bronhouderportaal vragen we iedereen om de sensoren voor grondwaterstandonderzoek bewust in te stellen op de meetfrequentie die aan de gegevensbehoefte voldoet. Voor het monitoren van de grondwaterstand of -stijghoogtedynamiek is een meetfrequentie van 1 x per uur in de meeste gevallen ruim voldoende.
Er geldt vanuit de BRO dus geen maximale meetfrequentie. Maar als je in de afgelopen tijd (onbewust) hebt gemeten met een hoge meetfrequentie (bijvoorbeeld 1 x per minuut), dan is het verzoek om de sensoren voor grondwaterstandonderzoek bewust op de meetfrequentie in te stellen die aan gegevensbehoefte voor de BRO voldoet. Dat maakt de gegevensleveringen lichter en houdt het Bronhouderportaal voor iedereen bereikbaar.
Meer hierover is te lezen in het nieuwsbericht Bewust instellen meetfrequentie sensoren grondwaterstandonderzoek.
Volgens de Wet Bro ben je niet verplicht om de gegevens van grondwaterstanden (GLD) van voor 2021 niet aan te leveren. Het is wel mogelijk om deze gegevens aan te leveren. Op die manier krijg je met die gegevens een beter beeld van de ontwikkeling in de tijd van de grondwaterstanden op een bepaalde locatie. BRO-gebruikers hebben dan toegang tot twee reeksen: de historische reeks (volgens het kwaliteitsregiem van IMBRO/A) en vervolgens de grondwaterstanden vanaf 2021 (volgens het kwaliteitsregiem van IMBRO).
Grondwaterstanden moeten aan de BRO geleverd worden als ze minstens 1 jaar worden gemeten. Het is aan de bronhouder om te beoordelen of gegevens van monitoring korter dan 1 jaar hergebruikswaarde hebben. Dus incidentele metingen en metingen over een korte tijdspanne - bijvoorbeeld monitoring tijdens de uitvoering van een project - vallen niet per definitie onder de BRO. Daarnaast zijn er nog een paar situaties waarin grondwaterstandmetingen soms wel geleverd moeten worden, zie artikel 2.3.0 van het Besluit bro.
Voor een bronhouder is de werkwijze als volgt:
1. Om grondwaterstanden aan te kunnen leveren, moet via het Bronhouderportaal eerst een GLD-startbericht aangeleverd worden. Dit gebeurt per filter in een grondwatermonitoringput waarin de grondwaterstand wordt gemeten. Deze put (GMW) moet al in de BRO zijn geregistreerd. Ook moet de buis waarin wordt gemeten geregistreerd zijn als een meetpunt in een grondwatermonitoringnet (het koppelen aan een monitoringnet is tijdelijk niet verplicht). Dit startbericht zorgt ervoor dat een BRO-ID voor het GLD-object aangemaakt wordt, zodat de grondwaterstanden aan het juiste BRO-ID gekoppeld worden. Bij de controle van het startbericht in het Bronhouderportaal kunt u bijvoorbeeld nagaan of het aantal klopt en of de grondwaterstanden gekoppeld zijn aan de juiste putten. Als bronhouder kunt u er ook voor kiezen om deze controlestap in het Bronhouderportaal over te slaan.
2. Na dit startbericht kunnen de grondwaterstanden worden aangeleverd. Binnen het werkveld is afgesproken dat een stukje meetreeks ‘zo snel als mogelijk na het meten’ wordt geregistreerd (binnen 20 werkdagen). De BRO-gebruiker heeft daarmee snel inzicht in de optredende fluctuatie van de grondwaterstand en/of stijghoogte. Als de ‘Mate beoordeling’ op ‘voorlopig’ of ‘onbekend’ staat, dan betekent dit dat deze grondwaterstanden nog niet beoordeeld zijn. Dit gebeurt bijvoorbeeld doordat ze automatisch worden uitgelezen en dan dagelijks worden aangeleverd via een telemetriesysteem. Bij zo'n dagelijkse levering kunt je er als bronhouder voor kiezen om dit soort metingen in het Bronhouderportaal automatisch goed te keuren en te accorderen. De controle is anders tijdrovend.
3. Op een later moment wordt vaak een langere reeks van metingen, die in stap 2 zijn beschreven, beoordeeld. Deze beoordeelde reeks wordt vervolgens ook aangeleverd aan de BRO. De voorlopige of niet-beoordeelde reeks blijft ook beschikbaar; deze wordt niet overschreven door de beoordeelde reeks. Beide reeksen gaan over dezelfde tijdsperiode en ze vallen onder hetzelfde GLD-BRO-ID.
Lees meer over dit proces in de storymap van Grondwaterstandonderzoek. Een uitgebreide beschrijving van dit aanleverproces staat in de Berichtencatalogus innameservice GLD.
Het bestuursorgaan dat opdracht geeft tot het inwinnen van gegevens, is de bronhouder. De bronhouder dient er zorg voor te dragen dat de gegevens aangeleverd worden. In dit geval verleent de gemeente in het Bronhouderportaal een machtiging aan het waterschap. Als de gemeente vertrouwen heeft in ‘de inhoudelijke kennis van’ en ‘het zorgvuldig handelen door’ het waterschap en als dat contractueel is afgestemd, is het mogelijk om in het Bronhouderportaal de gegevens automatisch door te laten leveren naar de LV BRO. In dat geval kan de gehele gegevenslevering zonder inmenging van de gemeente plaatsvinden. De gemeente blijft in haar bronhouderrol wel verantwoordelijk voor de gegevens in de BRO.
In de standaard voor grondwaterstandonderzoek is onderscheid gemaakt tussen controlemetingen ('metingen die ter controle zijn van een reeks sensormetingen') en reguliere metingen (zowel sensormetingen als handmatige metingen). Handgemeten controlemetingen moeten dus ook worden geregistreerd in de BRO.
Jij moet het type meetinstrument aangeven in de levering, zie paragraaf 6.3 van de catalogus van Grondwaterstandonderzoek.
Of het nu gaat om een handmatige meting, een sensormeting die in het veld uitgelezen wordt of een telemetrische sensormeting; voor de BRO kunnen twee soorten reeksen met gegevens aangeleverd worden (beoordeeld en niet beoordeeld). Eerst wordt een reeks met voorlopige gegevens aangeleverd bij het Bronhouderportaal van de BRO, die gedeeltelijk (bijvoorbeeld alleen softwarematig) of nog helemaal niet zijn beoordeeld of gecontroleerd. Op die manier zijn actuele gegevens snel beschikbaar in een eigen reeks. Op een later tijdstip – pas na het moment dat een meetreeks volledig is beoordeeld – kan dan een reeks gegevens met de volledig beoordeelde gegevens aangeleverd worden. Beide reeksen gaan over dezelfde tijdsperiode en ze vallen onder hetzelfde GLD-BRO-id. Lees meer hierover in de storymap en catalogus van Grondwaterstandonderzoek.
Binnen het werkveld is afgesproken dat een stukje meetreeks ‘zo snel als mogelijk na het meten’ wordt geregistreerd (binnen 20 werkdagen). De BRO-gebruiker heeft daarmee snel inzicht in de optredende fluctuatie van de grondwaterstand en/of stijghoogte. Als de ‘Mate beoordeling’ op ‘voorlopig’ of ‘onbekend’ staat, dan betekent dit dat deze grondwaterstanden nog niet beoordeeld zijn.
Fluctuaties van de grondwaterstand en/of stijghoogte kunnen snel optreden door bijvoorbeeld neerslag, invloed van getij, seizoenen en/of menselijk handelen. Het is daarom waardevol om snel actuele gegevens van grondwaterstanden in de BRO te krijgen. Dat is de reden dat er aan de BRO voor grondwaterstanden 2 reeksen geregistreerd worden, die naast elkaar bestaan. Eerst worden de voorlopige gegevens geregistreerd. Binnen het werkveld is afgesproken dat een stukje meetreeks ‘zo snel als mogelijk na het meten’ wordt geregistreerd (binnen 20 werkdagen, zie artikel 9 in de Wet bro). Vervolgens kan op een later tijdstip een grotere meetreeks met de volledig beoordeelde gegevens worden aangeleverd. Bij hoogfrequente metingen en gebruik van telemetrie is het de bedoeling dat de metingen dagelijks als voorlopige gegevens geregistreerd worden. Bij uitlezing van de sensor in het veld kunnen gegevens bijvoorbeeld eens per kwartaal worden geregistreerd bij de BRO. Na een volledige beoordeling van een meetreeks van bijvoorbeeld een jaar dient deze reeks als ‘volledig beoordeeld’ te worden geregistreerd. Lees meer hierover in de storymap en catalogus van Grondwaterstandsonderzoek.
Allereerst is het goed om te weten, dat bij het aanleveren van een volledig beoordeelde reeks er geen sprake is van een ‘wijziging’, maar een ‘aanvulling’.
Zoals aangegeven in bij de veelgestelde vraag over het registreren van grondwaterstanden (en ook in de Catalogus GLD en in de GLD Berichtencatalogus innamewebservice), is het gebruikelijk dat standen in eerste instantie worden aangeleverd met de ‘Mate beoordeling’ op ‘voorlopig’ of ‘onbekend’. Als de reeks wordt beoordeeld, dient ook die reeks aan de BRO te worden doorgegeven. Dit kan door een GLD-Aanvulling aan te leveren met daarin de beoordeelde gegevens maar daarin heeft de ‘Mate beoordeling’ dan de waarde ‘volledig beoordeeld’. De reeks wijzigt geen gegevens maar de eerder geleverde data worden aangevuld met de volledig beoordeelde data.