VNG Impactanalyse BES en PFAS in de BRO
De VNG heeft onderzocht wat bij gemeenten de impact is van het opnemen van gegevens over bodemenergiesystemen (BES) en PFAS in de BRO. De VNG onderschrijft de meerwaarde van deze gegevens in de BRO. Uit de analyse blijkt wel duidelijk dat de impact van het opnemen van zowel BES als PFAS sterk afhangt van de reikwijdte van de leverplicht en de gekozen oplossingsrichting: levert de gemeente alleen gegevens aan waarvoor zij zelf opdracht heeft gegeven, of moeten ook de gegevens van derden ingevoerd worden?
Gemeente als opdrachtgever
In de situatie dat de gemeente zelf opdrachtgever is voor een BES, is de impact beperkt. Dit komt in de praktijk maar weinig voor. Als de leverplicht tot deze situatie beperkt zou blijven, is de meerwaarde voor gebruikers van de BRO gering, omdat er dan maar een zeer beperkt aantal BES zou worden geregistreerd.
Wanneer de leverplicht voor PFAS zou worden beperkt tot de gemeente als opdrachtgever, is de impact evenmin groot. Er kan namelijk worden aangesloten op het ketenproces dat ook wordt gebruikt voor het aanleveren van andere registratieobjecten aan de BRO. Op korte termijn zal dit overigens niet veel gegevens opleveren: veel PFAS-onderzoek is recent uitgevoerd, en een nieuwe hausse van onderzoeken is eerst in de jaren 2024/2025 te verwachten.
Gemeente als bevoegd gezag
In haar rol als vergunningverlener/handhaver krijgt de gemeente de beschikking over veel gegevens van BES en PFAS. Wanneer de leverplicht ook voor die gegevens geldt, is de impact sterk afhankelijk van de wijze waarop de gegevens ingevoerd kunnen worden. De VNG formuleert als randvoorwaarde dat de Omgevingswet en de BRO-regelgeving op elkaar afgestemd moeten zijn, zodat de gemeenten zo min mogelijk extra bewerkingen hoeven uit te voeren om gegevens aan de BRO te kunnen leveren. Ook zou er een automatische koppelingen moeten worden gelegd tussen systemen als de landelijke voorziening Digitaal Stelsel Omgevingswet, het Landelijk Grondwaterregister, het VTH-systeem of het BIS van de gemeente, en (het bronhouderportaal van) de BRO. Dan kan de doorlevering van gegevens in principe geautomatiseerd plaatsvinden. Anders moeten de gemeenten terugvallen op handmatige invoer en bewerking, wat een grote impact zal hebben op hun organisaties.
Gemeente als beheerder van historische gegevens
De BRO wordt pas interessant voor gebruikers als ook de gerealiseerde Bodemenergiesystemen en uitgevoerde PFAS-onderzoeken beschikbaar komen. De historische gegevens over BES zitten in het Landelijk Grondwaterregister (LGR), en om de impact voor gemeenten klein te houden zouden die gegevens in het geschikte formaat vanuit LGR naar de BRO moeten worden omgezet. Voor nieuwe BES die in het LGR worden ingevoerd, moet er een koppelvlak vanuit LGR naar de BRO worden gerealiseerd waardoor gegevens ‘naadloos’ kunnen worden doorgeleverd aan de BRO. De VNG wijst erop dat er een oplossing moet komen voor de kosten die het leveren van de historische gegevens met zich meebrengt.
De levering van historische gegevens over PFAS moet, naar de mening van de VNG, meegenomen worden in de te nog te maken keuzes over het al dan niet opnemen van historische informatie over milieuhygiënische bodemvervuiling.
De VNG vraagt tenslotte nog aandacht voor de mogelijkheid dat de BRO-regelgeving voor BES al per 2022 in werking treedt, maar de aanpassingen van het wettelijk kader rond de Omgevingswet pas later van kracht worden. Dit kan inhouden dat gemeenten in die tussenperiode nieuwe gegevens van BES en PFAS handmatig moeten gaan invoeren. De VNG acht dit zeer ongewenst.
Tot slot
Het rapport sluit af met drie randvoorwaarden en vier gewenste vervolgacties. Deze zullen door het Programmabureau BRO als leidraad voor de verdere implementatie worden gebruikt. Bekijk hier een overzicht met de huidige status van alle vervolgacties.