Groningen ondersteunt participatie met virtual reality

Gepubliceerd 19 juni 2024

De digitalisering van het Groningse Suikerunieterrein gaf de gemeente en omwonenden meer inzicht in de plannen voor het gebied. Dit proefproject, gestart samen met de BRO in 2019, was het begin van een grotere visie: het hele stedelijke landschap digitaal vormgeven. Inmiddels werkt de gemeente aan een virtuele omgeving van de stad, waar medewerkers en inwoners door de Groningse gebiedsplannen kunnen ‘wandelen’.

Dit artikel verscheen eerder in het ROmagazine.

“Het Suikerunieterrein in Groningen is niet toevallig gekozen als pilot voor een 3D-versie”, zegt Gerd de Wolde, adviseur/coördinator Bodem en Ondergrond bij de gemeente Groningen. “De keus op het gebied viel na een gesprek met de Basisregistratie Ondergrond bij het ministerie over digitalisering. Dit terrein had de gemeente een aantal jaren daarvoor aangekocht en stond aan de vooravond van een gebiedsontwikkelingsproces.” Het voormalige terrein van de Suikeruniefabriek wordt omgevormd naar een stoer en stedelijk nieuw stadsdeel met veel groen, ruim en royaal opgezet. Het wordt een plek om te wonen, werken, leren, verblijven en studeren. Op het voorterrein is de afgelopen jaren een plek ontstaan vol creativiteit en experiment, waar mogelijkheden worden geboden die elders niet realiseerbaar zijn.

Voor de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk op het Suikerunieterrein heeft de gemeente Groningen in samenwerking met de BRO een praktijkvoorbeeld uitgevoerd.

Blik op Groningen vanaf het dakterras van Forum in het echt en in virtual reality. Beeld Marcel Bayer en Gemeente Groningen

Alles op de kaart

De Wolde vertelt dat de eerste stap was kijken welke gegevens al beschikbaar waren. In deelsessies werden gemeentelijke specialisten bij elkaar gebracht. Daaruit bleek dat al veel voorhanden was, zoals archeologische data, maar ook de mogelijke ligging van niet-gesprongen explosieven. Wat niet bekend was, is alsnog in kaart gebracht met grondmetingen, zoals sonderingen en boorprofielen. Veel data bleken nog in 2D. Dat is omgezet naar 3D. “Dat lukt zolang er maar een zogeheten Z-waarde, waarmee je diepte kunt berekenen, in de gegevens is opgenomen.” Bovendien laat de gemeente jaarlijks een vliegtuigje boven Groningen vliegen om de gebouwen in kaart te brengen en is een digitale tweeling opgezet. In de uitgebreide 3D-visie van de gemeente werd al snel gesteld: 3D tenzij... “Dat gold niet alleen voor de pilot bij het Suikerunieterrein”, zegt De Wolde. “We hebben meteen de hele gemeente in kaart gebracht.” De adviseur waarschuwt dat het visualiseren en analyseren van verschillende soorten informatie, zoals rioleringsdata en boomworteldata, maar ook gegevens uit de Basisregistratie Ondergrond, onder meer model GeoTOP en sonderingen, veel tijd kost.

Na de digitalisering van het Suikerunieterrein zijn de BRO 3D services beschikbaar gekomen. Daarmee kun je eenvoudig de GeoTop in GIS-software toevoegen. Dat scheelt tijd. GeoTOP is een 3D-model van de ondiepe ondergrond van Nederland, gemaakt door de Geologische Dienst Nederland (TNO). Bij dit model is de ondergrond van Nederland tot maximaal 50 meter onder NAP opgedeeld in blokken van 100 x 100 x 0,5 meter. Elk blok geeft vervolgens informatie over de laagopbouw en grondsoort (zand, grind, klei of veen). Op basis van honderdduizenden boorbeschrijvingen is voor elk blokje een inschatting gemaakt van de samenstelling en kenmerken van de ondergrond.

Boven- en ondergrond verbinden

Daarnaast is het een obstakel dat architecten met andere standaarden werken dan de gemeente. “Als je een model van een gebouw wil tonen in de 3D-omgeving van de stad, zijn goede afspraken vooraf over standaarden noodzakelijk”, aldus De Wolde. De gemeente wijst architecten er dan ook op om datasets te gebruiken die beschikbaar zijn gesteld en modellen aan te leveren in bepaalde formaten. “Daarom hebben we bij de softwareselectie goed gekeken of de pakketten van leverancier Esri uitwisseling van data ondersteunen. Primair doel van al deze inspanningen is om de ondergrond te verbinden met de bovengrond”, zegt De Wolde. “Als je een ontwikkeling boven de grond hebt, wil je uiteraard ook weten wat in die ondergrond zit.”

“Dat gebrek aan kennis over de ondergrond is vaak ook het meest ingewikkelde”, legt Hedwig de Boer uit. Zij is als projectmanager namens Gemeente Groningen belast met projecten in de openbare ruimte in de binnenstad, waarin participatie een belangrijk onderdeel is. “Als bewoners kijken naar de bovengrondse omgeving, zien ze vanzelf wat wel en wat niet kan. Maar er zit ook nog heel wat onder de grond. Zo’n 3D-omgeving helpt enorm om het gesprek aan te gaan. Daarnaast zorgt het ervoor dat samen met de collega’s en stakeholders slimmere keuzes gemaakt kunnen worden. Waar zit archeologie, waar liggen rioleringen, waar kun je wel diep de grond in? Met dit soort tools kun je veel beter onderzoekend ontwerpen en betere besluiten nemen.”

Goede gesprekken

“Door het succes van de pilot bij het Suikerunietraject en de inzichten die de digitale tools bieden, wordt de 3D-omgeving en de digitale tweeling van de stad tegenwoordig vroeg in het gebiedsontwikkelingsproces ingezet,” zegt De Boer. “We hebben al die data. Daar kun en moet je mee beginnen.” Jurjen Zuijdendorp, projectmanager bij de gemeente: “Het is een controlemechanisme: door al die data bijeen te brengen, samen met gegevens van bijvoorbeeld het Kadaster, zoals graafmeldingen, krijg je de knelpunten direct in beeld.”

“Daarbij zorgt het model voor goede gesprekken tussen collega’s”, zegt Zuijdendorp. “Je vindt elkaar gerichter en sneller, en kunt rekening houden met belangen die spelen. Het gaat er niet alleen om de risico’s in kaart te brengen, maar ook om kansen te kunnen herkennen. Het brengt de zoektocht naar antwoorden op opgaven heel concreet in beeld en is daarmee apolitiek.” De Wolde geeft de historische ondergrond van Groningen als voorbeeld. Op het Suikerunieterrein zijn de dempingen van sloten en kreken in beeld gebracht, deels met metingen, deels met oude kaarten. Zuijdendorp: “Daarmee kun je het verhaal vertellen van een plek. De ontstaansgeschiedenis heeft een waarde voor bewoners.”

Zuijdendorp gaat graag nog een stap verder: “Groningen is een oude vestingstad en delen van de versterkingen liggen nog in de ondergrond. Die zijn zichtbaar te maken in virtual reality. Dat kun je met datasets en modelmatige weergaven naar de mensen toebrengen. Dat is fantastisch.” “Dit soort visualisaties vergroot de betrokkenheid van bewoners”, voegt De Boer toe. “Mensen beseffen dan: we wonen op een bijzondere plek.”

De 3D-omgeving en de digitale tweeling van de stad worden vroeg in het gebiedsontwikkelingsproces ingezet. Beeld Gemeente Groningen

Virtual reality lab

“De stap naar participatie is een logisch gevolg van de ontwikkeling van 3D-data”, zegt De Boer. “Daar komen soms verrassende resultaten uit. Zo zijn de data gebruikt voor zonnestudies, om te kijken waar schaduwen vallen. Bewoners hadden plekken aangegeven waar volgens hen het beste terrassen geplaatst kunnen worden, maar uit ons 3D-model bleek dat daar na vijven helemaal geen zon meer zou komen. Terwijl je dan juist lekker nog even op een terras of in de avondzon wilt zitten."

Inmiddels is gemeente hard op weg om de gehele stad in 3D beschikbaar te maken, onder meer voor besluitvorming en participatieprojecten. De gemeente heeft een virtual reality-lab ingericht en huurde ontwikkelaars in met ervaring in de game-industrie. Die maken digitale bibliotheken van onder meer straatmeubilair. Daarbij wordt nauw samengewerkt met Leeuwarden, dat dezelfde softwarepakketten gebruikt.

“Door al deze gegevens samen te brengen, bouwt de stad aan een virtuele omgeving waar bewoners digitaal doorheen kunnen ‘wandelen’ om 3D-modellen van toekomstige gebouwen te bekijken, inclusief de omgeving en met eventuele simulaties”, vertelt Zuijdendorp. Zo rijden in de virtuele omgeving auto’s en fietsers langs projecten en ervaren bestuurders en bewoners wat de impact van nieuwe ontwikkelingen is, zoals die op het Suikerunieterrein. “Met de digital twin en virtual reality willen we de interactie met de stad niet alleen verbeteren, maar ook burgers actief betrekken bij het planningsproces. Dit maakt plannen en daarmee de stad beter.”