Juiste ondergrondinformatie is onmisbaar
Voor waterschappen is de Basisregistratie Ondergrond (BRO), een database met gestandaardiseerde gegevens waar allerlei voorzieningen uit kunnen putten, een meer dan belangrijke bron. “Betrouwbare informatie over de ondergrond is van levensbelang voor waterschappen”, aldus Patrick Poelmann, dijkgraaf van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR).
55 kilometer, dat is de lengte van de noordelijke Lekdijk die het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in beheer heeft. De noordelijke Lekdijk is één van de belangrijkste dijken van het land en beschermt centraal Nederland tegen overstromingen. Als de noordelijke Lekdijk breekt, kan er voor 70 miljard euro aan schade ontstaan en zijn er ruim één miljoen mensen getroffenen. Sinds 1 september 2007 zwaait Patrick Poelmann als dijkgraaf de scepter bij dit waterschap en hij doet dat tot 1 september van dit jaar. “Ik ben de 65 jaar gepasseerd en het wordt tijd voor nieuw bloed”.
In de afgelopen twaalf jaar is De Stichtse Rijnlanden komen te staan voor grote uitdagingen. Zoals de bouw van een rioolwaterzuiveringsinstallatie in de stad Utrecht, het beheer en onderhoud van de zoetwatervoorziening voor West-Nederland en het beheer en onderhoud van de gekanaliseerde Hollandse IJssel, tussen Nieuwegein en Gouda. Ook het upgraden van regionale keringen, de onderwaterdrainage in de veenweidegebieden en de nieuwe normering voor de veiligheid van dijken (2017) zijn in de afgelopen jaren met veel enthousiasme opgepakt.
Uit deze laatste ontwikkeling is één van de grootste projecten van het hoogheemraadschap voortgekomen, de Sterke Lekdijk. Onder deze noemer versterkt HDSR de noordelijke Lekdijk tussen Amerongen en Schoonhoven over een lengte van 55 kilometer. “Bij de versterking van de Lekdijk speelt de Basisregistratie Ondergrond een voorname rol”, aldus Poelmann. “Ooit liep de Rijn via Wijk bij Duurstede, Utrecht, Bodegraven bij Katwijk de zee in. In 1122 is er bij Wijk bij Duurstede een afdamming geweest die ervoor zorgde dat de Lek de hoofdstroom van de Rijn werd. Het werd een soort van meander. Dat zie je ook terug in de verschillende ondergronden. Zand, klei, grind, veen. Een en ander heeft gevolgen voor het werken aan de dijk. Op het moment dat je iets gaat doen aan die dijk, zul je elk stuk van die dijk op zichzelf moeten beschouwen. Het makkelijkst is om 55 kilometer damwand aan te leggen, maar dat is duur en niet nodig. De oplossing die wij bedacht hebben heette aanvankelijk Dijkversterking Centraal Holland, maar is later gewijzigd in het project ‘Sterke Lekdijk’. Ook omdat de dijk niet zozeer hoger moet, maar wel sterker.”
In de Proof of Concept Sterke Lekdijk, die het HDSR heeft uitgevoerd in samenwerking met het Programmabureau Basisregistratie Ondergrond (BRO) bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), speelden 3D-modellen een voorname rol. “Op de datasets van de BRO kunnen ook rekenprogramma’s en modellen uitgevoerd worden. Zoals die 3D-modellen. Die modellen hebben ons inzicht gegeven in de samenstelling van de ondergrond.”
Meerwaarde
De grote meerwaarde van de BRO is voor Poelmann ook de mogelijkheid dat je aan anderen kunt laten zien waar je mee bezig bent. “Met name richting bewoners. Hen kun je laten zien waarom je iets doet. Zo op het eerste gezicht ligt de Lekdijk er prima bij, maar in de ondergrond gebeurt er wel het een en ander. Door al die verschillende ondergronden is de dijk op de ene plek zwakker dan op de andere plek. Dankzij de gegevens en modellen in de BRO is goed in kaart te brengen waar je als waterschap aan de slag moet. Een mooi voorbeeld is een huis dat door een waterschap op de nominatie stond om gesloopt te worden, maar gered kon worden van de sloop omdat de bewoners aan konden tonen dat de ondergrond anders in elkaar stak dan het waterschap voor ogen had”, aldus Poelmann, die blij is dat Luc Kohsiek hem destijds heeft gewezen op het belang van de BRO. “Luc is dijkgraaf bij Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en in zijn studietijd heeft hij al de nodige ervaring opgedaan met de BRO. Wij hebben zijn advies opgevolgd en het mooie is dat Luc heeft aangeboden de begeleiding te doen van een ambtelijke werkgroep die zich bezighield met de implementatie van de BRO. Ook onder meer het Ministerie van BZK zat in die werkgroep.”
Het combineren van informatie over de ondergrond en bovengrond geeft een goed inzicht in de kansen en risico’s
Poelmann is ook content met het Geotopmodel dat in de BRO zit. Het Geotopmodel is een weergave van de ondergrond, waarin de ondergrond geschematiseerd wordt als een opeenstapeling van ‘pizzadozen’ van 100 bij 100 meter. Elke ‘pizzadoos’ is dan de meest waarschijnlijke grondsoort die op die bewuste locatie zit. “Als de grond veel varieert, zoals bij de Lekdijk, ben je gebaat bij een nauwkeurige weergave (kleinere ‘pizzadozen’). Als je kijkt naar de schaal van Nederland, dan is het Geotopmodel erg interessant, maar als je kijkt naar de schaal van Utrecht en de infrastructuur zoals wij er mee bezig zijn, dan is het nog iets te grof. Met het Ministerie van BZK en TNO zijn wij bezig om dat ontwerp aan te passen en te verbeteren.”
Efficiënter
Een interessante bijvangst is dat het werken met de BRO het werken efficiënter maakt, waardoor kosten worden bespaard. Dat ziet ook Patrick Poelmann. “Als je meer weet kun je veel gerichter middelen inzetten en weten wat je moet doen om het probleem op te lossen. Het combineren van informatie over de ondergrond en bovengrond geeft een goed inzicht in de kansen en risico’s. Wat betreft die besparingen durf ik geen exacte cijfers te geven, maar volgens mij lopen die in de miljoenen euro’s. Als je ergens geen dure damwand hoeft te slaan, die bovendien over een jaar of honderd weer vervallen is, dan ben ik ervan overtuigd dat je veel geld kunt uitsparen. Op de laatste Dijkgravendag waren wij te gast bij Wetterskip Fryslân. Dijkgraaf Paul van Erkelens heeft ons bij die gelegenheid de dijk laten zien langs de Friese kust, een dijk met een enorme lengte en volume. Die dijk is versterkt met de kennis van toen, maar ik ben ervan overtuigd dat je met behulp van de BRO veel preciezer kunt bepalen hoe het onder de dijk zit en hoe je problemen kunt aanpakken.”
Hoewel de uitdagingen groot zijn, heeft Poelmann het idee dat hij zijn organisatie later dit jaar in ‘goede gezondheid’ achter kan laten. “De organisatie swingt en en passant hebben we ook nog een nieuw gebouw in gebruik genomen. Ik verlaat het waterschap terwijl het op volle stoom ligt. Daar heb ik een bijdrage aan mogen leveren en ik kan met een gerust hart de deur achter mij dicht doen.”