Graven in de historische grondwaterdata van Rijkswaterstaat
Met de inwerkingtreding van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) wordt beoogd om grondwaterdata op grote schaal toegankelijk te maken voor iedereen. Voor Rijkswaterstaat betekent de BRO een beter inzicht in het areaal en daarmee wordt een betere planning en uitvoering van projecten mogelijk. Hiermee kan Rijkswaterstaat in de toekomst veel besparen op onderzoekskosten. Ook kan een van de doelstellingen van de BRO gerealiseerd worden: het terugbrengen van faalkosten ten gevolge van de onbekendheid met de ondergrond.
Door Hilbert Weemstra voor Otar
Bart van der Roest, projectmanager Implementatie BRO bij Rijkswaterstaat: “Rijkswaterstaat heeft al doorgevoerd dat nieuwe metingen aangeleverd moeten worden aan de BRO. Sinds de aankondiging van de BRO hebben we tijd en aandacht gestoken in het voorbereiden en enthousiasmeren van onze opdrachtnemers om de gegevens van de projecten die voor Rijkswaterstaat uitvoeren aan te leveren voor de BRO. Daarmee breidt de data die we als organisatie toevoegen zich steeds verder uit. Maar we hebben in de afgelopen jaren grote hoeveelheden gegevens verzameld en als we als bronhouder die gegevens op grote schaal kunnen aanleveren, wordt onze bijdrage aan het succes van de BRO alleen maar groter.”
Rijkswaterstaat besloot daarom om niet alleen nieuwe gegevens aan te leveren, maar ook de historische data in de BRO te laten opnemen. Daarvoor werd de hulp ingeschakeld van ingenieursbureau Stantec en samen werd eind 2018 gestart met het opsporen en verwerken van de historische bodemdata in de BRO en het DINOloket.
Historisch, in de zin van ‘van heel lang geleden'
Goed en slim omgaan met grote hoeveelheden data is tegenwoordig een gemeen goed dat in veel sectoren dagelijks leidt tot slimmere oplossingen en efficiënter werken. Voor de data die uit de tijd stamt waarin minder efficiënt omgegaan werd met opslag en het deelbaar maken van gegevens is de uitdaging van het verzamelen echter groot.
Dit geldt ook bij Rijkswaterstaat. Grondwaterstandsmonitoring is een wezenlijk onderdeel van veel projecten die in de afgelopen jaren zijn uitgevoerd door, of voor Rijkswaterstaat. Bart van der Roest: “Bij grote bouwprojecten, waarbij langdurige grondwaterstandverlaging nodig was om te kunnen bouwen, is het noodzakelijk om na het gereedkomen de grondwaterstanden blijvend te monitoren. Gebruikelijk was dat de verkregen gegevens op lokaal niveau werden opgeslagen, terwijl ook het nodige is aangeleverd aan het DINOloket. Voor beiden geldt echter dat niet met zekerheid gezegd kon worden wanneer dit wel was gebeurd, en wanneer niet.”
Doel van de vraag aan Stantec was een inventarisatie aan de hand waarvan kon worden bepaald wat lokaal beschikbaar was, maar niet was aangeleverd. Hiermee is het ingenieursbureau in november 2018 aan de slag gegaan.
Hilbert Weemstra, projectleider binnen Stantec: “We hebben een plan van aanpak opgesteld dat vooral draaide om historisch onderzoek, bestaande uit een combinatie van bezoeken aan de centrale en regionale archieven en het systematisch en persoonlijk benaderen van projectleiders. Om oude rapporten te digitaliseren hebben we digital scanners beschikbaar gesteld en veldwerkers stonden paraat om aanvullende metingen van bijvoorbeeld een filterstelling of een maaiveldhoogtebepaling uit te voeren.”
Al snel bleek dat het systematisch vastleggen en behouden van onderzoeksdata op vele verschillende manieren en vaak versnipperd werd gedaan. De verwachte hoeveelheid data moest daarom naar beneden worden bijgesteld. Weemstra: “In de archieven waren lang niet alle grondwatermonitoringsprojecten opgeslagen. En van de projecten die wel aanwezig bleken te zijn, zijn in de meeste gevallen de meetreeksen zelf niet opgenomen in de rapporten of de context en metadata was niet beschikbaar of te achterhalen. Ook het contact zoeken met medewerkers die betrokken waren bij grondwatermonitoringsprojecten leidde slechts af en toe tot bruikbare data. In veel gevallen bleek de data lokaal opgeslagen op de computer van een medewerker die niet meer in dienst is, of die inmiddels een andere computer had gekregen.”
Over een andere boeg
Na gezamenlijk overleg werd besloten om dan de marktpartijen te betrekken bij de opdracht. Met name de laatste decennia is de monitoring door ingenieursbureaus uitgevoerd. Er werd een lijst opgesteld van opdrachtnemers en er werd een vergoeding beschikbaar gesteld. Ook hier bleek het ingewikkeld te zijn om meetreeksen en peilbuisgegevens te achterhalen. Zoals ook binnen Rijkswaterstaat bleek de data niet meer beschikbaar te zijn of het zou een in verhouding te grote inspanning zijn om deze boven water te krijgen.
Uiteindelijk zijn 441 putlocaties aangeleverd aan de BRO en zijn er 176 meetreeksen aangeleverd aan DINOloket, wat later in de BRO verwerkt wordt. De aantallen werden vooraf hoger ingeschat, echter wierp de gehanteerde werkwijze wel vruchten af. Hilbert Weemstra: “We hebben in de voorbereiding een toetsingskader opgesteld om de kwaliteit te waarborgen en te voorkomen dat er veel moeite gestoken zou worden in peilbuizen waarvan het nut als “zeer beperkt” werd ingeschat. We hebben daarmee de relevante ontbrekende data over de peilbuizen. Als laatste stap hebben we aan de hand van een script alle verschillende databestanden omgezet naar het format waarmee het geüpload kon worden in de BRO of aangeleverd aan de Landelijke Voorziening.”
Wijze lessen
Ondanks dat de hoeveelheid data minder was dan in eerste instantie verwacht, zijn er een aantal wijze lessen getrokken. Hilbert Weemstra: “De meeste organisaties hebben erg veel baat bij het onderzoeken waarop het omgaan met informatie bij hen geregeld is. Rijkswaterstaat is daarin niet anders. De wettelijke aanleverplicht aan een centrale plek is een hele mooie stok achter de deur om hier eens echt naar te kijken. Het project leert dat er veel te winnen is in de manier waarop we omgaan met data, maar dat er ook veel te achterhalen is, wat met een beetje hulp zo is ingevoerd.”
Bart van der Roest: “Ons project geeft eens te meer aan dat de BRO een hoognodig initiatief is. Dataopslag blijft een uitdaging voor veel overheden en bedrijven. We hebben een rijkdom aan informatie die met de juiste behandeling echt waarde heeft, zowel voor het bredere publiek als voor onze organisatie. We hebben in dit project, door in detail te onderzoeken hoe het ging in het verleden, erg veel geleerd voor de toekomst.”
Lees de digitale versie van het artikel in Otar.
Foto: Stantec