Milieukwaliteit: Datakwaliteit, terugmelding en valideren
Aanlevering van SAD gebeurt in één keer, en daarna wordt de registratie door BRO afgerond. Je kunt dan alleen nog aanvullingen of aanpassingen doen via een zogenoemd correctiebericht. Het is niet verplicht om volledige informatie aan te leveren binnen IMBRO/A en je bent ook niet verplicht om gegevens op te werken. Mocht je dit per se willen, dan kan dat na aanlevering aan de BRO dus alleen via een correctiebericht. Advies is dan om dit al voor aanlevering te doen, maar uitgangspunt blijft dat het opwerken van gegevens geen verplichting is vanuit BRO.
Let op: als onder IMBRO regime een SAD wordt aangeleverd met bijvoorbeeld analysegegevens maar zonder meetpunten, dan moet je dit beschouwen als een niet valide aanlevering en dit wordt niet geaccepteerd in de BRO.
De gesprekken over het toevoegen van nationale indieningsvereisten van een XML voor SAD onder de Ow lopen nog. Het is niet zeker dat dit voor de wettelijke ingangsdatum van Milieukwaliteit in de BRO (naar verwachting 1-7-2025) is opgelost.
IMBRO/A is de minimumkwaliteit voor de BRO. Het is de bedoeling dat je authentieke data aanlevert. Dus als je onderzoek als onvoldoende beoordeeld wordt, dan is het in dat opzicht ook niet ‘basisregistratiewaardig’. Je moet de data dus pas aanleveren als je als bronhouder (bevoegd gezag) akkoord bent met de kwaliteit.
Als de bronhouder de kwaliteit als onvoldoende beoordeelt kan deze besluiten dat de rapportage niet doorgeleverd wordt.
Aanlevering door derden aan de BRO kan alleen als de bronhouder hen daartoe heeft gemachtigd in het bronhouderportaal. Zie ook het antwoord op de vorige vraag. Voordat registratie in de BRO plaatsvindt kan de bronhouder dus zelf foutieve registratie tegenhouden.
Als derden constateren dat de gegevens die in de BRO zijn opgenomen niet kloppen, kan deze een terugmelding doen aan de bronhouder. De bronhouder heeft in het geval van een terugmelding op basis van 'gerede twijfel' de plicht de melding te onderzoeken. De bronhouder heeft daarin een inspanningsverplichting. Het resultaat van het onderzoek kan zijn:
-
Niets aan de hand, het gegeven klopt wel.
-
Het gegeven is inderdaad onjuist, er is juiste informatie beschikbaar en er volgt een correctie.
-
Er is geen uitsluitsel (bijvoorbeeld omdat de partij niet meewerkt of de gegevens ontbreken om een goede conclusie te trekken). In het laatste geval kan de bronhouder aangeven het brondocument de status ‘vervallen’ te geven, bijvoorbeeld omdat de kwaliteit van het brondocument te onduidelijkheid voor hergebruik is. Het is dan niet meer beschikbaar voor gebruik door afnemers maar is nog wel via de beheerder van de BRO te raadplegen in geval dat noodzakelijk is.
Als het een rapport betreft dat nog niet is geregistreerd kan de bronhouder vragen om een correct bestand. Als dit niet beschikbaar wordt gesteld is de bronhouder niet verplicht tot registratie in de BRO.
Als een gemeente een rapport afwijst, kan het niet zo zijn dat het adviesbureau het toch aanlevert aan BRO. Een adviesbureau kan alleen aan de BRO aanleveren als deze daartoe is gemachtigd door de bronhouder. De bronhouder moet dan zelf het rapport akkoord verklaren voordat het wordt doorgezet naar de Landelijke Voorziening BRO. De bronhouder kan een rapport in het BRO-loket afwijzen. Dan wordt het niet doorgeleverd aan de BRO en kan het bureau een nieuwe aanlevering doen.