Waar is de mol?
Mollen zijn écht gemaakt om holen te graven onder de grond. Kijk maar naar de grote graafhanden met vijf vingers, puntige nagels en een duimpje. De mol is niet blind, maar kan wel slecht zien met zijn oogjes zo klein als speldenknoppen. Hij zoekt zijn weg met zijn spitse roze snuit die gevoelige snorharen en tastzenuwen heeft.
Heb je al een keer een molshoop gezien? De mol moet alle grond van de gangen die hij uitgraaft natuurlijk ergens kwijt. Hij neemt die mee naar boven en zo ontstaan bergjes aarde. Dan piept hij even boven het gras uit.
Deze knutsel laat zien hoe de mol tevoorschijn komt en snel weer onder de grond duikt.
Nodig:
- een plastic of papieren bekertje
- rietje of stokje
- zwart, groen en roze papier. Het is handig als het zwarte papier stevig is. Je kunt er ook karton achter plakken.
- een oogje , ook zelf te maken van wit en zwart papier
- plakband
- lijm
- een schaar
Hoe maak je het?
Print het voorbeeld van de mol (pdf, 223 kB) uit.
Knip de mol uit (2x als je er karton tussen stopt), de handjes 4x (aan elke kant van de mol) het neusje 2x uit. De stroken gras moeten zo lang zijn dat ze om het bekertje passen. Hier heb je misschien 3 of 4 stroken voor nodig om het bekertje helemaal te bedekken van onder tot boven. Plak handen, voeten, neus en oog op de mol. Laat het drogen.
We gaan aan de slag met de beker. Maak een gat in de bodem zo groot dat het rietje of stokje makkelijk heen en weer kan schuiven. Beplak de beker met de grassprieten.
Plak de mol met plakband op het rietje. Steek het rietje door het gaatje in de beker. Klaar is je stokpop!
Extra
Zoek informatie op over de mol en maak een voorstelling voor je klas of je gezin. Daarin vertel je het verhaal van de mol en je laat hem soms in de grond zitten en soms uit het gras piepen.