Milieukwaliteit in de BRO biedt kansen!

Gepubliceerd 27 maart 2023

Momenteel wordt intensief gewerkt aan alle voorbereidingen om informatie over de milieukwaliteit op te kunnen nemen in de BRO. Michiel Eijndhoven, senior adviseur Bodem bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, is een oude rot in het vak en vertelt over zijn ervaringen in dit werkveld: “In ons gebied liggen ongeveer 20.000 locaties waar onderzoek is uitgevoerd met een geschatte waarde van zo’n 60 miljoen euro. Er is dus al heel veel bekend over de bodemkwaliteit. Wij hebben altijd gevonden dat het belangrijk is dat die gegevens voor iedereen toegankelijk zijn en hergebruikt worden. Het is dan ook fijn dat er met de BRO nu een wettelijke basis voor is. Wij zijn alvast aan de slag gegaan, zodat we straks rustig het proces kunnen inrichten.”

Michiel Eijndhoven werkt al meer dan 30 jaar aan bodemkwaliteit en was bij de provincie Noord-Holland de eerste vergunningverlener voor bodem. “Ik heb in 1995 de wet bodembescherming zien komen”, vertelt hij. “En nu ook weer zien gaan, omdat die regelgeving opgaat in de Omgevingswet. Die verschuiving zie je ook terug in het werkveld zelf: van milieuvervuiling is het accent in 25 jaar verlegd naar milieukwaliteit.”

Michiel Eijndhoven, senior adviseur Bodem bij Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Michiel legt uit hoe dat komt: “De aandacht voor milieuvervuiling begon in de jaren ’80 met schrijnende zaken als de bodemsanering in Lekkerkerk”, legt Michiel uit. “In Nederland werd men zich toen bewust van de omvang van de milieuvervuiling in ons ‘man-made’ land waar ieder stukje grond intensief wordt gebruikt. We zijn gaan bouwen op vuilnisbelten en andere rommel en maakten gebruik van vervuilde bagger om gebieden op te hogen. De gezondheid van mensen leed daar zeer onder. Daarom was het credo destijds: in 10 jaar moet de bodemvervuiling uit Nederland zijn. Maar ja, zo werkt dat natuurlijk niet.”

Van milieuvervuiling naar milieukwaliteit

Het idee in de jaren ’80 was eigenlijk dat er op een gegeven moment niets meer te saneren zou zijn. Dat is niet zo gebleken. “In ons gebied hebben we destijds tienduizenden locaties onderzocht op basis van historische gegevens”, vertelt Michiel. “Zo weten we dat Zaanstad voor een deel gebouwd is op de afval van de omliggende bedrijven en in Amsterdam Noord liggen woonwijken op bagger uit de grachten. Dat is allemaal onderzocht en waar nodig aangepakt. In de jaren ‘90 kwam de aandacht voor industrie, gasfabrieken en benzinestations. Die grond is toen gesaneerd door bedrijven zelf of door de overheid als het bedrijf niet meer bestaat. Nu is er weer volop aandacht voor lood en PFAS.”

Waar je ook gaat graven, je komt toch nog vaak verontreinigingen tegen. Maar het gaat al lang niet meer primair om saneren van die vervuilingen. “De situatie is inmiddels redelijk beheersbaar”, aldus Michiel. “We zijn dan ook toe aan het beheer van de bodem. Je moet weten wat de kwaliteit van de grond is. Voor bescherming van je werknemers in de bouw, denk ook aan de ARBO-wet, maar ook om te weten welke maatregel je moet treffen voor een nieuwe bestemming en om te bepalen waar grond naartoe kan. Verder moet je kennis hebben van de kwaliteit van de grond in de zin van: welke stoffen zijn er aanwezig en waar is het schoon? Dat geeft namelijk richting aan het soort activiteiten dat je wil uitvoeren en plannen. Op een bepaalde locatie kan landbouw niet, maar wonen bijvoorbeeld weer wel. Onder de Omgevingswet wil men daarom ook af van de focus op bodemvervuiling en saneren, maar is het wel logisch de stand van zaken van de bodem te kennen en te beheren. Vandaar dus: bodemkwaliteit.”

Ondergrond geeft identiteit aan ontwikkelingen

De kennis over milieukwaliteit wordt bij de Omgevingsdienst NZKG ook slim ingezet, bijvoorbeeld voor integrale ruimtelijke ordening. Michiel: “In 2000 kwam het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing. Dat zorgde ervoor dat we in een integraal team praten met provincie, waterschappen en gemeenten over gebiedsontwikkeling.” Michiel wordt enthousiast als hij het over deze gebundelde krachten en de blik op de ondergrond heeft. “Ik heb altijd uitgedragen dat ontwikkelingen er mooier van worden als je bodem en ondergrond meeneemt in je ruimtelijk ontwerpproces. Historisch gezien ook. Denk aan sporen van vroegere waterlopen, oude nederzettingen of plekken met watervoorraden. Ontwikkelingen krijgen identiteit als ze verbonden zijn met de ondergrond. Ik zie dat in recente beleidsuitgangspunten ook weer terugkomen: water en bodem is nu sturend en er wordt weer aandacht gevraagd voor een integrale benadering. En dat kan je alleen maar goed doen als je met alle overheden samen optrekt.”

Werkgebied van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied: Amsterdam, Zaanstad, Haarlemmermeer, Ouder Amstel, Aalsmeer, Amstelveen, Uithoorn en Diemen.

Nu al aan de slag met milieukwaliteit

Nu de situatie beheersbaar is en de beleidsfase van saneren naar beheren is gegaan, is het een logische stap om de bestaande bodeminformatie ook op een digitale en toegankelijke manier beschikbaar te stellen. Dat is dan ook de missie van Michiel. “Iedereen die activiteiten uitvoert en werkt of woont op een locatie, moet kunnen zien of dat een probleem is of niet. Het moet ook normaal worden dat je die milieukwaliteitsgegevens aanlevert. Als we informatie gaan hergebruiken zal het ook minder een hinderpost zijn. Ik hoop dat het doen van een bodemmelding straks net zo makkelijk en snel gaat lopen als een klic-melding die je nu al moet doen voor kabels en leidingen. Dat is de toekomst: dat het soepel werkt.”

Bij de Omgevingsdienst NZKG was het systeem al langer vrij toegankelijk voor iedereen. “Dat vonden wij hier altijd al belangrijk”, zegt Michiel gedreven. “Gemeenten en waterschappen voeren bij ons ook al bodemrapporten in. We zijn ons nu aan het voorbereiden op aanleveren aan de BRO. Het moet een goede, digitale, geoliede machine worden: bodemgegevens worden één keer zoveel mogelijk digitaal aangeleverd door een initiatiefnemer, wij voeren een kwaliteitscontrole uit en dan meteen leveren aan de BRO. Daarvoor moet je zaken aan de voorkant regelen. Zo vragen we bij vergunningsaanvragen nu ook al xml’s van het bodemrapport op. We hebben gemeenten ook geadviseerd om in het omgevingsplan op te nemen dat deze gegevens verplicht in dit formaat geleverd moeten worden. Daarnaast maken we afspraken over de kwaliteit en volledigheid met adviesbureaus.”

De omgevingsdienst bekijkt vraagstukken over bodemkwaliteit van alle kanten.

BIS ombouwen

Ook het bodeminformatiesysteem gaat op de schop: “We zijn nu bezig om ons BIS om te bouwen naar een systeem waar je de actuele milieukwaliteit ziet. Hiervoor hebben we eerst met onze decentrale overheden een visie opgesteld over het BIS onder de Omgevingswet. Met het realiseren van onze visie kun je dan ook gemakkelijk overzicht krijgen van de situatie en deze voor burgers ontsluiten via de website met onze rapportagemodule waarmee je ook kunt zien of je nog nader onderzoek moet doen: welke bestaande analysegegevens zijn er al en wat ontbreekt? Het is ook de bedoeling dat ons BIS digitale koppelingen krijgt met dataportalen van onze gemeenten om te verbinden met andere ondergrondinformatie. Hierbij is er wel een aandachtspunt: wat ontsluit je in BIS, wat in een dataportaal, wat in het DSO en wat in de BRO?”

Grote ambities

Bij gemeenten leven verschillende ambities rond datagedreven werken en digitaal vastleggen van ondergrondgegevens. Bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied zijn de ambities hoog. Michiel: “Het zijn vaak grotere gemeenten en grotere omgevingsdiensten die grote ambities hebben. Maar kleinere gemeenten moeten ook mee kunnen komen. Het is belangrijk om daar aandacht aan te geven. Afstemming, samenwerking en kennisdeling zijn daarin cruciaal, vooral omdat kleinere gemeenten vaak zelf weinig capaciteit op bodem hebben. Daar ligt een taak voor de omgevingsdiensten, vind ik.”

Maar afstemming en samenwerking gaat verder dan de bodemadviseurs. Michiel: “Bij gemeenten en provincies zitten BRO-coördinatoren die zich straks bezighouden met milieukwaliteit, maar er zijn bij de omgevingsdienst ook coördinatoren bij milieu die dit onderwerp oppakken. Daar moet natuurlijk ook afstemming mee zijn. De mensen van bodemonderzoek en water zitten dan weer niet bij de club bodem, dus we zijn ook bezig de verschillende domeinen met elkaar te verbinden. Maar ik heb goede hoop dat we het hele systeem van mensen en voorzieningen draaiend gaan krijgen. Zodat we samen kunnen werken aan mooie en veilige gebieden, dorpen en steden.”

Tips

Michiel heeft een paar tips die hij graag wil meegeven:

  • Als er een nieuwe wet komt, zoals de Omgevingswet, komen er heel veel vragen. Als je het proces al goed hebt voorbereid dan kun je veel vragen voor zijn. De BRO gaat daarbij helpen. Accepteer ook dat er veel vragen zullen komen waar nog geen antwoorden voor zijn, probeer ze niet allemaal meteen op te lossen.
  • Begin met het inrichten van een zo digitaal mogelijk proces en zoek alvast uit wat je daarbij minimaal nodig hebt. Neem de tijd om met stapjes het verder allemaal rustig te realiseren.
  • Ik raad gemeente aan om in het omgevingsplan xml’s volgens de Open Standaard SIKB0101 verplicht te stellen, zodat het digitale proces kan starten. Het Rijk regelt bij de start van de Omgevingswet het minimaal basisniveau en xml’s zijn nog niet in de verplichtingen opgenomen. Als je de gegevens het met de hand vanuit een rapport moet gaan inkloppen, ben je heel lang bezig. Met een xml doe je het in een kwartiertje. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt is het een must efficiënte risicogerichte werkprocessen in te richten.
  • Zorg voor intern en extern draagvlak, zodat je de vrijheid krijgt om gezamenlijk aan de slag te gaan.