RWS digitaliseert 35 kilometer aan historische boringen
De gegevens in de Basisregistratie Ondergrond (BRO) komen niet alleen uit actuele booronderzoeken, maar ook uit het (verre) papieren verleden. In opdracht van RWS heeft TNO de gegevens van 1.459 booronderzoeken uit de periode van 1900 tot nu omgezet in digitale data. Waardevolle geologische data zijn zo beschikbaar voor iedereen. De verwachting is dat deze gegevens vanaf medio 2023 ook beschikbaar zijn in de BRO. Een mooi voorbeeld voor andere bronhouders.
Vergeelde documenten
"Het gaat in totaal om 35 kilometer aan boringen", vertelt Gökmen Gürsoy, adviseur geotechniek bij RWS. "Het is dus een complexe en tijdrovende opdracht om al die gegevens van oude documenten over te nemen. Als expert op het gebied van ondergrondgegevens was TNO de aangewezen partij om dat te doen. De soms vergeelde documenten zijn nu voor het eerst openbaar toegankelijk als data."
De oudste boring vond plaats in 1900. "Veel van de boringen werden gedaan voor werken in de omgeving van de Zuiderzee, het Markermeer, de Afsluitdijk en de provincie Flevoland", vertelt Gürsoy. "Per boring is er een beschrijving en informatie over de datum van de boring, de diepte en de soort grond die ze daar aantroffen. Het gaat vooral om boringen dieper dan 15 meter. De diepste boring is zelfs 223 meter diep."
Voortbouwen op bestaande informatie
Alle gegevens van RWS zijn nu alvast in het DINO-portaal van TNO geladen, zodat de gegevens wel verstrekt kunnen worden. Er moet nog een aanpassing gedaan worden naar de BRO-standaard voor historische gegevens (IMBRO/A). Dan kan TNO de conversie van DINO naar BRO uitvoeren. Bij de geplande conversie van booronderzoeken uit het DINOloket naar de BRO worden ook deze boringen dieper dan 15 meter meegenomen. "Het DINOloket bevat ongeveer 600.000 boringen met boormonsterbeschrijvingen", vertelt Ruud Mutsaers, Informatiemanager bij de Geologische Dienst Nederland, onderdeel van TNO. "Het is de bedoeling dat die allemaal in de BRO komen te staan. Maar om die gestandaardiseerd over te kunnen nemen, moeten we nog wel goed definiëren welke informatie we precies willen opnemen."
Dat deze gegevens nu al voor iedereen toegankelijk zijn, biedt voordelen voor RWSprojecten. "Je weet op deze locaties precies met wat voor ondergrond je te maken hebt", aldus Gürsoy. "Op deze bestaande informatie kun je voortbouwen, zeker omdat het hier om diepe boringen gaat. Je hoeft dezelfde boringen niet nog eens te laten doen. Bovendien kun je met deze informatie eventuele aanvullende onderzoeken slimmer inrichten. Het zou dus zonde zijn om die data in het archief te laten liggen."
Grote meerwaarde
"Van de gedigitaliseerde data wordt al dankbaar gebruikgemaakt", vertelt Mutsaers. "Later dit jaar maakt TNO mede op basis van de gedigitaliseerde data een GeoTOP-model van de provincie Flevoland. Dat gridmodel, met cellen van 100 bij 100 meter en een dikte van een halve meter, brengt de Nederlandse ondergrond in kaart. Het wordt ook in BRO opgenomen. De gegevens die we nu hebben gedigitaliseerd maken het model beter en betrouwbaarder. Bij de projectontwikkeling bij het IJmeer en de Markermeerdijken is dat van grote meerwaarde. Het is een mooi voorbeeld van hoe waardevol archiefgegevens kunnen zijn."
Dat deze relevante data in het archief lagen, roept de vraag op: wat ligt er daar nog meer te wachten op digitalisatie? "Er is informatie over ongeveer 22.000 ondiepe boringen tot 15 meter diep", vertelt Gürsoy. "Die gegevens zijn mogelijkerwijs minder relevant, omdat de ondiepe ondergrond de afgelopen 122 jaar kan zijn veranderd door verschillende activiteiten. Toch is het mooi als die uiteindelijk ook digitaal beschikbaar komen. Het zou voor toekomstige projecten handig zijn als TNO voor ons een overzicht maakt van de data die nog te digitaliseren zijn, en voor welke gebieden."