Ons waterschap is lekgeprikt...

Gepubliceerd 27 januari 2022

Waterveiligheid staat hoog op de Nederlandse agenda. Waterschappen hebben de taak om die veiligheid te toetsen en zo nodig de dijken te versterken. Om goed te weten hoe het met de dijken is gesteld, laat waterschap Drents Overijsselse Delta veel sonderingen en booronderzoeken uitvoeren. Die staan (bijna) allemaal in de BRO. “Je zou kunnen zeggen dat ons waterschap is lekgeprikt, als je de BRO-kaart zo bekijkt”, zegt Menno Oosting, GIS-specialist bij het waterschap. “Dat doen we niet voor niets!”

Er zijn in de dijken van het waterschap zoveel sonderingen en boringen gezet,
dat ze goed te zien als een 'ketting' op de kaart.

Waterschap Drents Overijsselse Delta ligt in het deltagebied van de rivieren IJssel, Overijsselse Vecht, Zwarte Water en Zwarte Meer, die alle uitkomen op het IJsselmeer. Belangrijke steden als Zwolle en Kampen, Hasselt en Genemuiden liggen in dit gebied. Het waterschap heeft de zorg voor circa 240 km primaire en ongeveer 150 km regionale dijk.

Peter Hopman, specialist waterveiligheid bij het waterschap legt uit: “In de rivierdelta is de ondergrond heel erg variabel, dat moet je niet onderschatten. Daarom is grondonderzoek cruciaal. In de belangrijkste dijken zetten we soms elke 20-50 meter een sondering of boring en dat kilometers lang. Daardoor kunnen we goed zien hoe de ondergrond eruitziet. We zien dan geulen of breuken die we anders gemist zouden hebben. Met die informatie kunnen we risico’s veel beter inschatten en onze modellen beter maken.”

APK voor dijken

Hopman werkt samen met zijn collega’s aan de ‘APK-keuring’ voor primaire keringen, de belangrijkste dijken. Hij doet vooronderzoek voor ontwerpen van dijkaanpassingen, maakt berekeningen, kijkt naar de stabiliteit van dijken en denkt mee over oplossingen voor versterking, zoals damwanden.

'Meer onderzoek bespaart echt veel geld!'

“Ik moet de onzekerheden van de ondergrond goed inschatten en goede data helpen daarbij. Ik wil daarom eigenlijk altijd meer grondonderzoek laten doen dan anderen. In grote projecten heeft grondonderzoek vaak niet de topprioriteit. Als je bij een dijkversterking als een van de alternatieven een dure stalen damwand hebt, dan loont het toch echt om een tandje beter onderzoek te doen. Dan weet je bijvoorbeeld dat de damwand minder diep de grond in hoeft en dus korter kan. En dat bespaart echt veel geld.”

Gebombardeerd tot BRO-coördinator

Hopman is een goede klant van Menno Oosting, de GIS-specialist bij het waterschap en min of meer gebombardeerd tot BRO-coördinator. Oosting: “Een paar jaar geleden waren we aan het zoeken wat we met de BRO moesten. Ik heb klanten als Peter, die grondonderzoek willen uitzetten. Als je dat niet kan aanleveren bij de BRO, dan ga je toch problemen krijgen leek mij. Ik heb dat toen aangekaart en omdat iedereen het een goed idee vond als ik dat ging oppakken, heb ik dat ook maar gedaan."

"Normaal heb ik zelf niets te maken met dit soort aanleveringen, dus het was wel even zoeken. Het BRO Implementatieteam heeft me toen goed geholpen. We zijn begonnen met het verwerken van alle sonderingen, ook de oude - voor zover die digitaal beschikbaar waren en inhoudelijk nog relevant. De booronderzoeken en peilbuizen staan nu ook in de BRO, maar we moeten nog starten met de grondwaterreeksen. Ik heb nu leren werken met het Bronhouderportaal. Inmiddels is het makkelijker, want ik geef alleen nog machtigingen tot levering. En dan check ik data wel altijd op juistheid.”

'Langzaamaan begint de communicatie te werken'

Veel communicatie nodig

Ook bij het waterschap komen collega’s niet allemaal vanzelf naar Menno Oosting toe. We hebben intern de meest betrokken afdelingen bezocht en een topic aangemaakt op ons intranet. Langzaamaan begint het te werken. Bij waterveiligheid loopt het nu redelijk vlekkeloos. Als het gaat om boringen en sonderingen die niet voor waterveiligheid worden gedaan, ligt het weer anders. Kleinere projecten willen snel meters maken en snel boringen doen. Vaak weet men dan niet hoe het bij de BRO aangeleverd moet worden. Soms moet een commercieel bedrijf onze projectleiders vertellen hoe het aanleveren aan de BRO moet gebeuren. Het gaat vanzelf komen denk ik. Je moet er rekening mee houden dat het iets is dat ze erbij moeten doen en waarvan ze zelf niet meteen profijt hebben.”

Damwandberekening: gedetailleerde kennis van de ondergrond is belangrijk voor het voorspellen van de sterkte en vervormingen van de dijk en damwand tijdens hoogwater.

Hergebruik BRO-gegevens

Gebruikt het waterschap gegevens uit de BRO? Oosting: “We hebben ons eigen interne systeem, dat jaren terug door het Waterschapshuis geïnitieerd is om alle geodata in één systeem te krijgen. Dit wordt vooral door waterveiligheid gebruikt. We onderzoeken nu de oudere dijken bij Kampen en we gebruiken daarbij het onderzoek dat in de jaren ‘80 is gedaan, toen de kering versterkt is. De oudere data geven een mooie indicatie: je kunt goed zien waar geulen en afwijkingen in de ondergrond zitten. Daar kun je dan met het nieuwe onderzoek even extra prikken.”

Hopman: “Met meer onderzoek kan een gedetailleerder ontwerp gemaakt worden dat effectiever en vaak goedkoper is. Je weet dat je investerings-euro’s doelmatiger terecht komen. Hier hebben we eigen modellen voor, zoals een geotechnisch lengteprofiel voor een bepaald tracé. Voor het dijkversterkingsproject IJsselwerken Zwolle-Olst hebben we samen met de opdrachtnemer een heel ondergrondmodel gemaakt voor geohydrologie. Daarvoor gebruikten we BRO-model REGIS II voor een eerste indicatie op grote schaal. Dan kun je bijvoorbeeld zien waar de Boxtellaag loopt, een laag met fijn zand, silt en klei. Vervolgens gebruikten we ook het regionale model MIPWA. Ook benutten we de Zandbanenkaart, Bodemkaart en de Geomorfologische kaart. Die laatste bijvoorbeeld bij grondonderzoek om te kijken waar er geulen zitten. We gebruiken de BRO-modellen dus wel, maar als eerste stap. Het blijven landelijke modellen en die zijn te grof voor ons werk.”

Hoogwater in de IJssel 2011

Toekomst

Hoe ziet de toekomst eruit? “We zijn nu veel bezig met automatisch inwinnen”, legt Oosting uit. “En we moeten kijken wat we nog werkelijk zelf gaan opslaan. Sinds het Algemeen Hoogtebestand Nederland doen we zelf bijvoorbeeld geen hoogteonderzoek meer.” Hopman: “We houden voor de dijkversterkingen rekening met klimaatverandering waarvoor we zo’n 50 tot 100 jaar in de toekomst kijken. Dat blijven, net als de BRO-modellen, voorspellingen. In dit geval bijvoorbeeld voor de golfhoogte en de waterstanden. Daarom gaan we aan de veilige kant zitten. En we houden de werkelijkheid goed in de gaten door onderzoek te blijven doen.”