Interview gemeente Utrecht: BRO voor duurzame ontwikkelingen


“Beginnen met de BRO is vooral veel regelwerk”, zegt Antoon Minten, adviseur Bodem bij de gemeente Utrecht. “Naast het technisch inregelen, moet je er tegelijkertijd voor zorgen dat je iedereen in je organisatie meeneemt. Daar moet je even ingroeien.” In Utrecht zijn nu de processen in beeld en werken Antoon en collega’s aan borging en routine.

Van links naar rechts: Leon Dubbers (informatieadviseur), Hilde Eleveld (hoofd Stadsingenieurs) , Antoon Minten (BRO-coördinator), Ed Kamperdijk (meetnetbeheerder), Robert Stoelenga (procesbegeleider).

Ook in Utrecht is er een feestelijk ‘taartmoment’ om te vieren dat de gemeente is aangesloten op de BRO. Hilde Eleveld, hoofd Ingenieursbureau, staat graag even stil bij dit moment. Zij heeft zich vanaf het begin hard gemaakt voor de BRO “Het is belangrijk om de komende tijd de ondergrond goed in beeld te brengen en te houden. We zijn in de Utrechtse binnenstad enorm aan het bouwen en we zijn ook met een ambitieuze energietransitie bezig. Als je ziet wat er nu aan ondergrondse infrastructuur, funderingen, maar ook WKO, bodemenergieopslag, de grond in gaat... Je gaat elkaar tegenkomen in de ondergrond. Gaat alles passen? Goede data zijn dus belangrijk, maar ook monitoring van wat al dat bouwen met je ondergrond doet.”

3 meetnetten in de BRO

Utrecht heeft inmiddels 3 gemeentelijke meetnetten in de BRO en is flink aan de slag me invoeren van putten en sonderingen. “We hebben 3 sonderingen en 150 putten in de BRO nu”, vertelt Minten. “Straks komen er nog 40 putten bij en daarna een grote bulk van 280 putten waar 1200 buizen in gaan. Het komend kwartaal gaan we nog oefenen, maar daarna denk ik dat alles wel gaat lopen.”

Als je gaat beginnen met de BRO, is er wat administratie te doen. Minten: “Soms vond ik dat best ingewikkeld. Je moet koppelingen in de BRO maken om mensen te autoriseren en je moet weten dat je rollen moet toedelen. Ook moet je met tokens de projecten aan het Bronhouderportaal   koppelen en bedrijven machtigen. We leveren de gegevens aan via WaterLab en dat programma is nog steeds in ontwikkeling. Omdat we een van de eersten waren die ermee ging werken, waren daar toen nog geen handleidingen voor.”

Noodzaak

In Utrecht zit de bodem ingewikkeld in elkaar. “Het gaat hier om meer dan 50 tinten grijs”, zegt Minten lachend. “In 2000 jaar, vanaf de Romeinen, is de stad 2 meter opgehoogd. Daarbij is afval gebruikt, van puin tot kadavers. De ondergrond is daardoor overal ‘geroerd’. Verder ligt Utrecht in het Stroomgebied van de Kromme Rijn waardoor op korte afstand grote verschillen in de bodemopbouw voorkomen.

Er is niet meer goed te zien of te voorspellen welke geologische lagen waar te vinden zijn en ook niet hoe de grond chemisch in elkaar zit. Daarom is er bij ons altijd grote vraag naar bodemkundige data. We zijn hier al heel lang gewend om zelf data te meten. We hadden ook altijd een geotechnische dienst met eigen sondeerwagens. Al die data zitten in een pdf in ons beheersysteem. We zijn nu de slag aan het maken om alles centraal digitaal aan te leveren. We houden naast de BRO ook ons eigen systeem bij, omdat nog niet alle data in de BRO kan.”

Samenwerking bureaus

Utrecht werkt met een systeem waarbij bureaus die de sonderingen uitvoeren en de putten slaan, de gegevens ervan zelf in de BRO zetten. De gemeente controleert de gegevens daarna nog. “We hebben ervoor gekozen de bedrijven allemaal te machtigen als ze e-herkenning hebben”, legt Minten uit. “Anders komt er heel veel werk bij ons te liggen.”

Ook het zelfstandig aanleveren door bedrijven moest eerst geregeld worden. “We hebben aanbestedings- en inkoopcontracten van RWS gebruikt en bestekposten daaruit overgenomen in contracten met bureaus. De discussie nu is: wanneer leveren we welke bodemkundige gegevens aan. Automatiseerders van de bureaus moeten daarvoor gaan samenwerken en dat is soms nog wel een dingetje. Ook merkten we dat een aantal bureaus de e-herkenning die nodig is voor de BRO, nog niet hadden. En verder lopen we nu een beetje tegen de 20-dagen-regel aan”, zegt Minten. “Binnen 20 dagen moeten de gegevens aangeleverd zijn aan de BRO. Dat is nog wel een uitdaging, vooral als je zelf een keertje op vakantie bent. We hebben nu wel in elke dienst een achterwacht geregeld die het portaal ook in kan.”

Inbedden

In 2017 was Minten samen met andere bodemadviseurs al aan het nadenken over de BRO: “De discussie was toen: waar moet de BRO landen, wie voelt zich verantwoordelijk? Binnen de gemeente Utrecht verzamelen drie diensten gegevens over de ondergrond. Welke dienst pakt het op? Ook is er een discussie geweest of de Bronhouder van de BRO moest zitten in de dienst die alle basisregistraties beheert. Omdat StadsIngenieurs nu de meeste data verzamelt, is daar de coördinatie belegd.”

Hoe is bestuur en management betrokken? Minten: “We hebben vorig jaar de Ensia evaluatie gedaan. Daar is een bestuursrapportage van gemaakt en gedeeld met B&W. Dit heeft veel structuur geboden, vooral naar het management van onze organisatie. Zo kun je je mandaat goed regelen. Nu moeten we iedereen geïnformeerd houden. We doen bijvoorbeeld iedere 3 maanden een belrondje met collega’s die wat verder van het onderwerp af zitten. En we zitten ieder kwartaal met direct betrokkenen bij elkaar. Dat zijn projectleiders die in het proces zitten, en collega’s die inhoudelijk betrokken zijn bij projecten.”

Tips

Minten heeft twee tips die hij graag wil meegeven aan iedereen die met de BRO bezig is, of nog moet beginnen:

  1. Blijf de boodschap uitdragen. De ondergrond is en wordt een erg belangrijk onderwerp. Goede gegevens zijn je basis. Anders kun je letterlijk en figuurlijk niet bouwen.
  2. Vier met je mensen het succes. Want alleen samen maken we de BRO.