Kamerbrief: Wet Bro is doeltreffend en doelmatig
Minister Mona Keijzer (VRO) heeft de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie van de Wet basisregistratie ondergrond. Kort samengevat is de conclusie dat de Wet Bro momenteel doeltreffend en doelmatig is. Maar de BRO kan nog doeltreffender zijn, als het bewustzijn en kennisniveau over de ondergrond bij medeoverheden op peil wordt gebracht en de gebruiksvriendelijkheid wordt verbeterd.
De onderzoekers van bureau Ecorys constateren in hun rapport dat de Basisregistratie Ondergrond (BRO) al redelijk volwassen is geworden. In grote projecten of bij grote organisaties wordt de informatie gebruikt om de risico's te beheersen in projecten. In kleinere organisaties of gemeenten is dit vaak nog niet het geval. Deze partijen krijgen in de komende jaren wel te maken met toenemende aandacht voor bodem en ondergrond door beleidsdossiers als de energietransitie, woningbouw en water en bodem.
Voor goed onderbouwde besluiten zouden zij volgens de onderzoekers BRO-gegevens en -informatie beter moeten gebruiken. Er is bij geïnterviewden wel een sterke behoefte aan meer kennis van de ondergrond. En er is behoefte aan 3D-applicaties (o.a. digitale tweelingen) die overheden kunnen helpen om op basis van goede kennis over de ondergrond weloverwogen besluiten te nemen.
Middelen en samenwerking
De onderzoekers constateren dat er momenteel beperkte middelen voor beheer. Ook kunnen extra wensen, zoals het vergroten van de gebruiksvriendelijkheid en het ontwikkelen van additionele (3D-)applicaties niet worden ingewilligd. De minister geeft in de Kamerbrief aan dat er mede daarom interdepartementale gesprekken plaatsvinden over aanvullende structurele financiering. Daarnaast onderschrijft de minister het belang van samenwerking rond bodem en ondergrond tussen de betrokken partijen en zegt toe zich daar blijvend voor in te zetten.
Gebruiksvriendelijkheid
Uit het onderzoek blijkt dat er wensen zijn om de BRO gebruiksvriendelijker te maken. De minister schrijft in de Kamerbrief dat haar ministerie met de ketenpartners continu werkt aan het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid. Zo is recentelijk (1 oktober 2024) de eerste OGC-API op de BRO live gegaan. Structurele financiering moet voor andere wensen uitkomst gaan bieden. Overigens wil de minister ook de markt uitdagen om te komen met gebruiksvriendelijke toepassingen.
Bewustzijn BRO vergroten
Diverse geïnterviewde partijen geven aan dat het vergroten van kennis van en aandacht voor water en bodem - in 3D – helpt bij het gebruik van de BRO. De focus van bronhouders heeft nu voornamelijk gelegen op het vullen van de database. De aandacht zou in de komende jaren moeten verschuiven naar het gebruik en de meerwaarde van de gegevens in de BRO.
De minister vindt daarbij ook het 3D-aspect belangrijk. De benadering van de ondergrond moet wel in 3D vanwege de opbouw en diepte van verschillende maatschappelijk relevante thema's zoals warmte-opslag en -winning, delfstoffen en infrastructuur.
Ook een verdere koppeling van onder- en bovengrond staat nadrukkelijk op het wensenlijstje van VRO, geeft de minister aan. Het koppelen kan door middel van Digitale Tweelingen en het gebruik van de TNO- en WEnR-modellen hierin. Daarnaast verkent het programma BRO momenteel of het vergroten van kennis en bewustzijn onderdeel van de scope van TNO kan zijn.
Data in één systeem
Niet alle data vanuit de ondergrond staat in de BRO. Verschillende systemen worden naast de BRO nog gebruikt zoals DINO-loket en het Landelijk Grondwater Register (LGR). Ook zijn er wensen voor koppeling van BRO en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Onderzoekers stellen dat het efficiëntievoordelen kan opleveren als alle data uit aanpalende systemen beschikbaar komen in de BRO.
De minister stelt dat het samenbrengen van data in één systeem niet zomaar de juiste weg is. Zo is het in lijn met het Federatief Datastelsel (FDS) om datasets federatief te koppelen en niet alles in de scope van een basisregistratie trekken.
Verder worden gegevens over grondwateronttrekkingen en bodemenergiesystemen uit het Landelijk Grondwater Register (LGR) al automatisch doorgestuurd naar de BRO. Daar hoeft het systeem niet voor aangepast te worden. Voor het DSO wordt er nu gewerkt aan het uitbreiden van de indieningsvereisten voor vergunningen in de Omgevingsregeling om onderzoeksgegevens te kunnen opnemen in de BRO.
Werkafspraken en ministeriële regeling
In een aantal interviews is benoemd dat het doorvoeren van veranderingen in de Wet Bro sneller kan door niet alles in een ministeriële regeling vast te leggen, maar in werkafspraken. De minister geeft in de Kamerbrief aan dat dit niet kan, omdat er om diverse redenen een ministeriële regeling nodig is voor wijziging van een catalogus. De regeling biedt bijvoorbeeld het wettelijke voorschrift om de verplichting tot aanleveren en gebruik op te leggen. Ook is deze nodig om te voldoen aan Europese regelgeving. Wel zegt de minister toe de staande werkwijze te hanteren. Die houdt in dat werkafspraken over aanvullingen en/of nadere duidingen vooruit kunnen lopen op een wijziging van de regeling. Dit kan niet bij inhoudelijke wijzigingen of als onderdelen in een catalogus vervallen.
Op de goede weg
De minister schrijft tot slot aan de Kamer: “Alles overziend ben ik van mening dat de conclusies en aanbevelingen uitwijzen dat we met de BRO op de goede weg zijn. Daar komt bij dat de gebruikscijfers laten zien dat de BRO een groot succes is. De BRO is niet meer weg te denken als belangrijke informatiebron, van hoge kwaliteit, voor het vinden van antwoorden voor de maatschappelijke opgaven in de fysieke leefomgeving. Precies zoals ik met de meerjarenvisie 'Zicht op Nederland' voor ogen heb met de basisregistraties.”